In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juni 2022, wordt het beroep van een Duitse belastingplichtige tegen de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 beoordeeld. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 40.387, wat door de rechtbank als juist werd beoordeeld. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen een aanslag voor 2017, die gegrond was verklaard, en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een schending van dit beginsel, omdat de inspecteur geen expliciet standpunt had ingenomen over de behandeling van het pensioeninkomen van de belanghebbende.
Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn situatie ongelijk was aan die van grote bedrijven die minder belasting betalen. De rechtbank concludeerde dat de aanslag correct was vastgesteld en dat de belanghebbende geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.