ECLI:NL:RBZWB:2022:3037

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
BRE-21_2699_2707_2708_2709
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschriften inzake naheffingsaanslagen parkeerbelasting

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 21/2699, BRE 21/2707, BRE 21/2708 en BRE 21/2709, waarin belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De beroepschriften zijn ingediend na het verstrijken van de wettelijke termijn van zes weken, die eindigde op 22 juni 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepschriften op respectievelijk 25, 26 en 27 juni 2021 zijn ingediend, wat betekent dat deze niet tijdig zijn ingediend. De rechtbank heeft belanghebbende de gelegenheid gegeven om te reageren op de termijnoverschrijding, maar er is geen reactie ontvangen. De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Gelet op de dwingende aard van de wetsartikelen over beroepstermijnen, heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/2699 en 21/2707 tot en met 21/2709
uitspraak van 3 juni 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

de heffingsambtenaar.

Motivering

Belanghebbende heeft beroepschriften ingediend betreffende de uitspraken op bezwaar tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting met aanslagnummers [aanslagnummer] (BRE 21/2699), [aanslagnummer] (BRE 21/2707), [aanslagnummer] (BRE 21/2708) en [aanslagnummer] (BRE 21/2709).
De uitspraken op bezwaar hebben als dagtekening 9 maart 2021 en 11 mei 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat (digitale) verzending aan belanghebbende pas na die dagtekeningen hebben plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde – uitgaande van de laatste dagtekening van de uitspraak op bezwaar – op 22 juni 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De beroepschriften zijn op 25 juni 2021, 26 juni 2021 en 27 juni 2021 digitaal bij de rechtbank ingediend. De beroepschriften zijn daarom niet tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
De griffier heeft belanghebbende de kans gegeven zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Dit is nogmaals gedaan bij aangetekende brief van 24 december 2021 met een laatste termijn van twee weken. De enveloppe waarin de aangetekende brief is verzonden, is ongeopend op de griffie terugontvangen. Deze brief was verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. Uit de basisregistratie persoonsgegevens blijkt dat belanghebbende ingeschreven staat op dat adres. Daarop is de brief op 13 januari 2022 nogmaals naar dat adres gestuurd, nu per gewone post en met een laatste termijn van twee weken.
Belanghebbende heeft niet gereageerd. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
De beroepen zijn daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 3 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.