ECLI:NL:RBZWB:2022:3026

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
BRE-22_906_907
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken ingebrekestelling en bezwaarprocedure

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 22/906 en BRE 22/907, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep was ingesteld omdat belanghebbende meende dat de inspecteur niet tijdig had beslist op zijn bezwaren. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat belanghebbende geen ingebrekestelling heeft ingediend, wat noodzakelijk is om het beroep ontvankelijk te maken. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, aangezien dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was in deze zaken.

De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. Dit is een vereiste voordat beroep kan worden ingesteld. De griffier had belanghebbende eerder verzocht om de ingebrekestelling toe te sturen, maar belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat belanghebbende mogelijk ook bezwaar wilde maken tegen de vervolgingskosten die op 2 februari 2022 in rekening waren gebracht. Echter, er bleek geen bezwaarprocedure te zijn doorlopen, waardoor ook dit aspect van het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft besloten om de brief van 4 februari 2022 door te sturen aan de ontvanger van de Belastingdienst, zodat dit als bezwaar kan worden behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/906 en 22/907

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld omdat de inspecteur volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaren.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaken niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 14 februari 2022 verzocht de ingebrekestelling toe te sturen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 4 maart 2022 met een laatste termijn van een week. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd en heeft nog altijd geen ingebrekestelling toegestuurd.
Mogelijk heeft belanghebbende ook willen opkomen tegen de aan hem op 2 februari 2022 in rekening gebrachte vervolgingskosten door de ontvanger van de Belastingdienst (de ontvanger). Immers laat belanghebbende in zijn stukken weten dat er volgens hem bezwaar loopt, wat – indien dat zo is – in de weg kan staan aan het invorderen van aanslagen. Het is echter (in beginsel) niet mogelijk om beroep in te stellen als er nog geen bezwaarprocedure is doorlopen. Uit de stukken blijkt niet dat een bezwaarprocedure tegen de vervolgingskosten is doorlopen. In zoverre zijn de beroepen dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Wel is de rechtbank dan verplicht om het stuk van 4 februari door te sturen aan de ontvanger zodat het in behandeling genomen kan worden als bezwaar. De rechtbank zal op grond van artikel 6:15 van de Awb het stuk van 4 februari 2022 doorsturen onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Die mededeling is hierbij gedaan.
De beroepenzijn kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk
- draagt de griffier op om de brief van 4 februari 2022 door te sturen aan de ontvanger;
- draagt de ontvanger op om de brief van 4 februari 2022 in behandeling te nemen als een bezwaar tegen de op 2 februari 2022 in rekening gebrachte vervolgingskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. P. van der Hoeven, griffier, op 3 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.