Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aan haar opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2016, 2017 en 2018, alsook de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2016. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de rechtbank heeft deze beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar activiteiten een bron van inkomen vormden, aangezien deze in de jaren 2016 tot en met 2018 verlieslijdend waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de aanslagen terecht heeft gecorrigeerd en dat er geen reden was om de belastingrente te verlagen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de belanghebbende om getuigen op te roepen afgewezen, omdat zij zelf geen poging had ondernomen om deze ter zitting aanwezig te laten zijn. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende zich moet wenden tot de ontvanger van de Belastingdienst voor een eventuele betalingsregeling, aangezien de rechtbank enkel bevoegd is om te oordelen over de heffing van belastingen en niet over de invordering daarvan.