6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft gedurende een langere periode zijn vriendin [Naam 1] meermalen mishandeld. Daarbij heeft zij niet alleen pijn gehad, maar ook letsel opgelopen waarvoor zij zich onder doktersbehandeling heeft moeten stellen. Tussen verdachte en het slachtoffer was sprake van een liefdesrelatie waarbij ruzies en jaloezie in toenemende mate aan de orde van de dag waren. Op enig moment was er sprake van dat verdachte en [Naam 1] samen een appartement zouden gaan huren, omdat zij nergens anders konden verblijven. [Naam 1] wilde immers niet meer bij haar ouders wonen. Om dat te realiseren moest er snel, veel geld komen, mede om de borg van het appartement te kunnen betalen. Verdachte en het [Naam 1] hebben toen besproken, mogelijk op initiatief van [Naam 1] , dat zij snel, veel geld konden verdienen als [Naam 1] in de prostitutie zou gaan werken.
Van 21 februari 2019 tot en met 17 maart 2019 heeft [Naam 1] als prostituee gewerkt. In deze periode heeft verdachte haar seksueel uitgebuit en haar in de prostitutie gehouden. Verdachte beheerde het geld dat [Naam 1] verdiende en heeft het aan zichzelf besteed, door onder meer zelf naar prostituees te gaan. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte steeds agressiever werd in deze periode, het slachtoffer vernederde en kleineerde, uitschold, sloeg en haar steeds meer ging controleren. Hij zag haar alleen nog maar als een manier om geld te verdienen, van liefde was geen sprake meer. Illustratief daarvoor zijn de berichten van verdachte aan [Naam 1] dat zij nog zoveel mogelijk klanten moest pakken, waarbij het niet uitmaakte wie die klanten waren en dat zonder condoom ook gewoon kon. Uit het dossier komt een beeld naar voren dat verdachte op een gegeven moment enkel uit was op zijn eigen financiële gewin. Zij moest lange dagen maken, terwijl hij naar de sportschool ging, rustte of prostituees bezocht. Op geen enkel moment heeft hij oog gehad voor het belang van [Naam 1] . Hij mishandelde haar, kleineerde en vernederde haar en heeft haar belang ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen behoefte aan geld. Uit appgesprekken tussen verdachte en het slachtoffer volgt dat zij ook moest doorwerken wanneer zij zich ziek voelde. Verdachte bekommerde zich hierover kennelijk niet. Uit menig appgesprek volgt dat verdachte op een denigrerende wijze sprak tegen het slachtoffer. Er was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vergaande vorm van uitbuiting van het slachtoffer. Zij heeft in de tijd dat ze als prostituee werkte vele uren en dagen achter elkaar gewerkt. Verdachte sommeerde haar seksuele handelingen te verrichten die zij niet wilde en ook op een manier die zij niet wilde. Het slachtoffer wilde haar relatie met verdachte behouden en hem gelukkig maken en daarvan heeft verdachte misbruik gemaakt. Hij heeft op een grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het is algemeen bekend dat de psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer doorgaans groot zijn. De omstandigheid dat het slachtoffer aanvankelijk vrijwillig voor de prostitutie heeft gekozen en dat zij leek te genieten van de seks, zoals door en namens de verdachte is aangevoerd, maakt het handelen van de verdachte niet minder laakbaar en strafbaar.
Deze delicten hebben een grote, negatieve impact op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers. Dat dit ook bij [Naam 1] speelt, blijkt uit haar ter zitting uitgeoefende spreekrecht en de onderbouwing op de door haar ingediende vordering tot immateriële schadevergoeding. [Naam 1] heeft traumabehandelingen en therapieën ondergaan en is ruim 2,5 jaar na het verbreken van haar relatie met verdachte nog altijd bezig haar leven opnieuw op te bouwen.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met zijn strafblad van 11 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, onder andere voor feiten met een geweldscomponent. Kennelijk hebben eerder opgelegde straffen verdachte niet kunnen weerhouden van het opnieuw plegen van ernstige strafbare feiten. Zij houdt ook rekening met het reclasseringsadvies van 7 december 2021, waarin wordt geadviseerd verdachte, indien hij wordt veroordeeld, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met [Naam 1] en een locatieverbod. Voorts houdt de rechtbank rekening met het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van [Naam 6] van 7 augustus 2019, waaruit volgt dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis (met uitgestelde expressie), een stoornis in alcoholgebruik (van lichte ernst, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving), trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een disfunctionele, emotionele copingstijl (in ieder geval op het gebied van relaties) en bijkomende psychosociale problematiek in de vorm van problemen met justitiële maatregelen. Volgens de psycholoog speelde dit ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
De psycholoog adviseert de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en hij schat het recidiverisico als matig in. Voorts adviseert hij naast (de reeds gestarte) behandeling voor PTSS, ook een ambulante behandeling gericht op het aanleren van taakgerichte manieren om met relatieproblemen om te gaan.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het aanvullende rapport van [Naam 6] van 20 oktober 2021, waaruit blijkt dat de eerdere diagnostiek nog altijd onveranderd is, evenals de conclusie dat de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. Volgens de psycholoog heeft verdachte een groei doorgemaakt en heeft behandeling het recidiverisico verder doen verlagen. Samenvattend stelt de psycholoog dat beschermende factoren verder zijn verstevigd en klinische risicofactoren door behandeling en een positieve gedragsverandering in risico zijn afgenomen. Op basis van bovenstaande wordt het recidiverisico nu als laag/matig ingeschat. Volgens de psycholoog is een ambulant behandelcontact en reclasseringstoezicht nog steeds geïndiceerd, zodat positieve gedragspatronen verder worden ingeslepen en een eventuele terugval kan worden voorkomen.
De rechtbank neemt de conclusies van het rapport over en maakt deze tot de hare. Zij zal daarom het vorenstaande meewegen in de strafoplegging, en met name ook rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf zoekt de rechtbank als regel aansluiting bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor mensenhandel. Nu de oriëntatiepunten voor mensenhandel dateren van 21 mei 2021, derhalve van ruim na het bewezen feit, zal de rechtbank deze oriëntatiepunten niet als uitgangspunt nemen in deze zaak, maar aansluiting zoeken bij soortgelijke, loverboy-achtige, zaken in de rechtspraak van voor 21 mei 2021.
De rechtbank heeft voor het in juni 2019 gedurende veertien dagen seksueel uitbuiten van een zestienjarig meisje, door klanten te regelen en vervoer te verzorgen, alsmede het bezit in 2020 van pornografisch materiaal, aan verdachte opgelegd een straf van twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
Het Hof heeft voor het van mei 2013 tot en met augustus 2013 in de prostitutie brengen en houden, en aldus seksueel uitbuiten van een Marokkaanse vrouw,
- die aangaf geen seks voor het huwelijk te willen hebben vanwege haar achtergrond, hetgeen door de veroordeelde genegeerd werd, waardoor zij van haar familie geïsoleerd werd;
- waarvoor veroordeelde klanten regelde, alsmede het vervoer naar de seks werkplek;
- die het geld voor haar werk moest afdragen aan veroordeelde;
- alles omdat het bedrijf van veroordeelde in financiële problemen zou verkeren, hetgeen niet waar was, omdat veroordeelde geen bedrijf had;
- terwijl veroordeelde een BMW 5 serie reed, terwijl hij niet werkte;
- terwijl veroordeelde het slachtoffer beloofde te trouwen, terwijl hij meerdere vriendinnetjes tegelijk had;
veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het gedwongen prostitutie-aspect van deze zaak zich tussen beide, beschreven zaken bevindt. Op grond daarvan, en op grond van de in deze zaak bewezen verklaarde mishandelingen, die deels onderdeel uitmaken van de dwang om in de prostitutie te blijven, alsmede de persoon van de verdachte, zal de rechtbank aansluiten bij de uitspraak van het hof, en in beginsel een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Redelijke termijn
Met betrekking tot de redelijke termijn overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6, eerste lid, van het EVRM waarborgt het recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren, nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt in de onderhavige zaak bij de bepaling van de aanvang van deze termijn 14 mei 2019 als uitgangspunt. Op deze datum is de verdachte in verzekering gesteld. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn met ongeveer 7,5 maand is overschreden. Gezien de complexiteit van de zaak en gelet op de omvang van het verrichte onderzoek aan het berichtenverkeer tussen verdachte en het slachtoffer, hetgeen ook van invloed is geweest op de voortvarende behandeling van zijn strafzaak door deze rechtbank, en mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Conclusie
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal hierop in mindering worden gebracht. Zij zal van deze gevangenisstraf vier maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar. Hiermee beoogt zij verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, omdat zij het noodzakelijk acht dat verdachte ook na detentie zich wederom onder behandeling zal stellen en de reeds gestarte behandeling voortzet en zich ten behoeve hiervan laat begeleiden door de reclassering. De rechtbank wil verdachte er ook van weerhouden dat hij contact opneemt met het slachtoffer in deze zaak en dat hij bij haar woonadres in de buurt komt. Gelet daarop zal de rechtbank bepalen dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. Tot slot zal de rechtbank de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis opheffen gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.