Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij een in Frankrijk wonende belanghebbende een AOW-uitkering en een pensioenuitkering ontving. De belanghebbende wilde een bedrag aan alimentatie in mindering brengen op zijn pensioenuitkering, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek op basis van de Nederlandse belastingwetgeving. De rechtbank overwoog dat de alimentatie bij de ontvanger belast is, maar dat dit niet automatisch betekent dat de alimentatie bij de belanghebbende in aftrek kan komen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige kon worden aangemerkt, omdat hij niet voldeed aan de inkomenseis van 90%. Bovendien ontbraken relevante gegevens om te bepalen of de belanghebbende zich in een Schumacker-situatie bevond, waarbij het Unierecht mogelijk recht op aftrek zou geven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat het aan de belanghebbende was om de benodigde informatie te verstrekken, wat hij niet had gedaan. De rechtbank gaf ook aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.