Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker woont op het adres [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker]. Op 27 juni 2021 is door de politie een melding ontvangen dat verzoeker in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Op 28 juni 2021 is een soortgelijke melding ontvangen, waarbij een specifieke bergplaats is genoemd. Dit heeft ertoe geleid dat de politie op 29 juni 2021 een onderzoek in de woning van verzoeker aan [adres verzoeker] heeft ingesteld. Daarbij heeft de politie de volgende voorwerpen aangetroffen:
In de keuken onder het gaskomfoor
- een gasdrukwapen merk Baretta, kaliber 4,5 mm;
- een gasdrukwapen merk Baretta, kaliber 4,5 mm;
- een gasdrukwapen merk Heckler en Koch, kaliber 4,5 mm;
- een gasdrukwapen merk CZ 75D compact, kaliber 6 mm;
- een patroonhouder, behorende bij een – naar later bleek – imitatiewapen.
In de keukenkast onder het gaskomfoor:
- een gasdrukwapen merk ASG, kaliber 4,5 mm.
In de woonkamer:
- een revolver in een kast, onbekend merk, kaliber .44;
- een alarmpistool met daarin twee knalpatronen, onder het kussen van een bank;
- messen onder alle kussens van alle drie de bankstellen, waaronder een vlindermes met houten handvat en een stiletto;
- een vouwmes met rood handvat in een jas in de woonkamer;
- een boterhamzakje met henneptoppen op de salontafel, met een gewicht van 20,4 gram;
- twee gripzakjes en een boterhamzakje met hennepgruis, gewicht niet noemenswaardig;
- vijf scherpe patronen op een dressoirkast;
In de slaapkamer die als kledingkamer in gebruik is:
- hennep in een kartonnen doos op een kledingkast, met een gewicht van 485,4 gram.
In een andere slaapkamer:
- henneptoppen onder de verwarming naast het bed, met een gewicht van 112,1 gram;
- hennepbladeren onder de verwarming naast het bed, met een gewicht van 94 gram;
- vier scherpe patronen in een munitiekist onder het bed;
- een mini-imitatiewapen onder het matras, merk Uzi, kaliber 6 mm.
In de tuin:
- vijf kleine hennepplanten.
De aangetroffen drugs, in combinatie met de aangetroffen wapens, hebben geleid tot het voornemen van verweerder om de woning voor een periode van zes maanden te sluiten. Tegen dit voornemen heeft verzoeker zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze van verzoeker, de eigenaar van de woning - [naam woningstichting] – bevolen om de woning met ingang van 7 januari 2022 te sluiten en voor een periode van 6 maanden gesloten te houden.
2. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan handel in verdovende middelen en wapenbezit. De aangetroffen hoeveelheid hennep was voor eigen gebruik en was afkomstig van de vijf planten in de tuin. Voor wat betreft de aangetroffen wapens heeft verzoeker aangevoerd dat hij deze hobbymatig heeft verzameld en dat het antieke en onklaar gemaakte wapens betreft. Voorts heeft verzoeker betoogd dat sluiting van zijn woning onevenredig is omdat hij lichamelijke en psychische gezondheidsklachten heeft. Daarnaast heeft verweerder geen rekening gehouden met de in de woning aanwezige dieren, te weten 12 reptielen, 35 koikarpers en ongeveer 50 tropische vissen.
Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Op grond van artikel 13b , eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Hennep staat op vorenbedoelde lijst II.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de woning van verzoeker in totaal 711,5 gram hennep is aangetroffen. Dit maakt dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht om de sluiting van de woning te bevelen.
5.1Volgens de gemeentelijke “Beleidsnota artikel 13b Opiumwet” leidt verkoop van, dan wel aanwezigheid van meer dan een kleine handelshoeveelheid (> 30 gram) bij een eerste overtreding tot sluiting van een periode van drie maanden. De aangetroffen wapens vormen een verzwarende omstandigheid die verweerder ertoe heeft gebracht om een sluiting van zes maanden te bevelen.
5.2Verweerder heeft in het bestreden besluit in de door verzoeker aangedragen feiten en omstandigheden geen aanleiding gezien om terug te komen op het voorgenomen sluitingsbevel. De persoonlijke omstandigheden hebben wel geleid tot een langere begunstigingstermijn.
5.3De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder zonder nader onderzoek heeft aangenomen dat de in de woning van verzoeker aangetroffen hennep bedoeld is voor de handel en dat de woning een schakel vormt in het criminele drugscircuit, terwijl de stelling van verzoeker dat de hennep afkomstig is van zijn vijf planten in de tuin en bestemd is voor eigen gebruik op voorhand niet als onaannemelijk van de hand gewezen kan worden. Van belang daarbij is de verklaring van verzoeker dat bij het totaalgewicht aan hennep ook de 485,4 gram hennepafval is meegewogen. Ter zitting heeft verzoeker nader toegelicht dat hij vlak voor de doorzoeking een hennepplant uit zijn tuin had geoogst. Het afval daarvan, waaronder een dikke stengel met bladeren, zat in de aangetroffen doos. De plant bevatte nog veel vocht. Daarom lagen de bruikbare delen van de plant, waaronder 94 gram toppen, onder de verwarming. Nadat de plantdelen gedroogd zouden zijn, zouden ze (veel) minder wegen. Nu deze verklaring gezien de omstandigheden zoals deze uit het dossier naar voren komen niet onaannemelijk is, had verweerder hier nader onderzoek naar dienen te doen. Hoewel verweerder terecht stelt dat het voor de strafwaardigheid niet uitmaakt of de aangetroffen hennep(delen) afval betreft of niet, is dit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wel relevant bij de beoordeling van de door verweerder te beantwoorden vraag of ook sprake is van feitelijke handel en van loop naar het pand. Dit zijn immers de omstandigheden die met name van (grote) invloed zijn op de vraag of sprake is van strijd met/gevaar voor de openbare orde. Verweerder heeft zich dus zonder nader onderzoek niet op de bestuurlijke rapportage kunnen baseren.
In het verlengde hiervan komt ook het standpunt van verweerder dat de woning van verzoeker een rol vervult binnen de keten van drugshandel op losse schroeven te staan. Niet is gebleken van overlast of feitelijke drugshandel ter plaatse. Ook is, afgezien van een weegschaal en twee gebruikte gripzakjes, in de woning niets aangetroffen dat duidt op feitelijke handel. Daarnaast heeft verzoeker verklaard dat de aangetroffen hoeveelheid voor eigen gebruik was omdat hij twee à drie gram hennep per dag nodig heeft om rust in zijn hoofd te krijgen. Voorts stelt de voorzieningenrechter in dit verband vast dat de reden voor de politie-inval niet een tip over de aanwezigheid van drugs was, maar een tip over de aanwezigheid van een wapen. Dus ook hierin kan geen aanknopingspunt worden gevonden voor het aannemen van (feitelijke) overlast. Volgens verweerder is het belang bij sluiting van de woning al gegeven vanwege de aangetroffen hoeveelheid hennep. Voor zover verweerder hiermee beoogt te stellen dat de concrete omstandigheden van dit geval niet relevant zijn bij beantwoording van de vraag of woningsluiting noodzakelijk is, is dit standpunt onjuist. Verweerder dient een concrete, op dit geval toegesneden onderbouwing te geven van de noodzaak om de woning te sluiten. Daarbij dient verweerder tevens mee te wegen of niet met een minder ingrijpende maatregel, zoals een waarschuwing, kan worden volstaan.
Verweerder wijst er terecht op dat in de woning vele wapens zijn aangetroffen. Volgens de politie handelde verzoeker daarmee in strijd met de Wet wapens en munitie. Verzoeker heeft verklaard dat hij de wapens hobbymatig verzamelde, dat het voornamelijk antieke exemplaren betrof en dat geen enkel vuurwapen schietklaar was. Dit doet weliswaar niet af aan de (mogelijke) strijd met de Wet wapens en munitie, maar voor het aannemen van het bezit ervan als verzwarende omstandigheid bij het aantreffen van hennep zou dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter verschil moeten maken. Ter zitting heeft verzoeker overigens verklaard dat hij inmiddels zijn hele verzameling wapens heeft geschonken aan een museum.
5.4Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker in de bezwaarfase enkele stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij arbeidsongeschikt is en onder behandeling is van psychiater [naam psychiater]. Deze heeft verklaard dat verzoeker heel veel moeite heeft met veranderingen vanuit een rigide gedachtenpatroon en dat dit vermoedelijk kadert in een autisme spectrumstoornis. Volgens de psychiater is het vanuit medisch psychiatrisch oogpunt raadzaam om verzoeker zijn huidige leefwereld te laten behouden en een uithuiszetting te voorkomen. Daarnaast staat verzoeker inmiddels onder begeleiding van twee medewerkers van Emergis - Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening. Deze begeleiders hebben verklaard dat verzoeker een verleden heeft met internaten en instellingen en dat zijn eigen woning hem op meerdere facetten veiligheid en rust geeft, hetgeen weer ten goede komt aan zijn psychische gesteldheid. Verzoeker houdt zijn woning schoon en netjes, zorgt goed voor zijn huisdieren en heeft zich aangemeld bij verslavingszorg om van zijn wietgebruik af te komen. Emergis heeft zowel een behandeltraject als een maatschappelijk traject opgestart en verzoeker staat open voor deze hulp. Volgens de begeleiders loopt verzoeker een groot risico op ernstige teloorgang als hij zijn woning kwijtraakt en zal ook diens maatschappelijk probleem en veiligheid verslechteren.
In het bestreden besluit stelt verweerder dat de persoonlijke omstandigheden hebben geleid tot een verruiming van de begunstigingstermijn met 3 weken. Hij stelt dat dit redelijkerwijs voldoende is om passende vervangende huisvesting te zoeken.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door verweerder te verrichten belangenafweging aldus onvoldoende is (gemotiveerd). De voorzieningenrechter wijst in dit verband op een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2243) waaruit de voorzieningenrechter afleidt dat ook de Afdeling, in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van het besluit en de te verrichten belangenafweging, van oordeel is dat een deugdelijke en specifieke belangenafweging dient plaats te vinden, waarin verweerder expliciet ingaat op de door verzoeker aangevoerde belangen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter mede in aanmerking genomen dat de noodzaak tot sluiting in het bestreden besluit berust op een ontoereikend onderzoek en daarmee op een onvoldoende motivering. 6. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat sluiting van de woning voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van het sluitingsbevel te dienen belang. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek toewijzen en het bestreden besluit schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Ter voorlichting van verzoeker merkt de voorzieningenrechter nog op dat verweerder de mogelijkheid heeft om in de bezwaarfase nader onderzoek te verrichten en het besluit beter te motiveren. Met deze uitspraak is de woningsluiting dus niet definitief van de baan, maar verzoeker kan in elk geval wel in zijn woning blijven tot zes weken nadat verweerder een nieuwe beslissing heeft genomen.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,‑- en wegingsfactor 1).