4.1.Artikel 8, eerste lid, van de AOW bepaalt dat de gehuwde pensioengerechtigde die voor 1 januari 2015 recht heeft op ouderdomspensioen en van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht heeft op een toeslag, tenzij, met inachtneming van artikel 11, het inkomen uit arbeid of overig inkomen van die echtgenoot meer bedraagt dan de volledige bruto-toeslag.
Op grond van het vierde lid van dit artikel wordt waar in de wet en in de tot haar uitvoering genomen besluit wordt gesproken van ouderdomspensioen daaronder mede verstaan de in het eerste lid bedoelde toeslag, voor zover niet anders is bepaald.
Op grond van artikel 10, tweede lid, van de AOW wordt op de volledige bruto-toeslag in mindering gebracht het inkomen van de echtgenoot van de pensioengerechtigde uit arbeid of overig inkomen, vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 van deze wet.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de AOW wordt voor de toepassing van de artikelen 8 en 10 van het inkomen uit arbeid buiten aanmerking gelaten:
1. een bedrag, gelijk aan 15% van het bruto-minimumloon;
alsmede
2. voor zover het inkomen uit arbeid meer bedraag dan het onder 1. bedoelde bedrag, een derde gedeelte van dat meerdere.
Op grond van artikel 12a van de AOW wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald wat onder inkomen uit arbeid en overig inkomen als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 10, eerste en tweede lid, 11 en 12 moet worden verstaan.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de AOW wordt het ouderdomspensioen door de SVB ingetrokken of herzien, wanneer degene aan wie het is toegekend ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hoger of lager ouderdomspensioen in aanmerking komt.
Op grond van artikel 17a, eerste lid, van de AOW herziet de Svb, onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen en terzake van weigering van ouderdomspensioen, een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a.indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15, tweede lid, of 49, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen;
b.indien anderszins het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c.(….).
Op grond van het tweede lid kan de Svb, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de AOW wordt het ouderdomspensioen dat als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 17 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door de Svb van de pensioengerechtigde, of zijn wettelijke vertegenwoordiger teruggevorderd.
Op grond van het vierde lid van dit artikel kan de Svb besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.