ECLI:NL:RBZWB:2022:2916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4106
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de handhaving van een omgevingsvergunning voor woninguitbreiding

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht. De eiser, wonende op een aangrenzend perceel, heeft beroep ingesteld tegen de handhaving van een omgevingsvergunning die was verleend aan de vergunninghoudster voor de uitbreiding van haar woning. De vergunninghoudster had op 22 februari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van haar woning, welke vergunning op 13 april 2021 door het college was verleend. Eiser maakte bezwaar tegen deze vergunning, wat leidde tot een bestreden besluit op 11 augustus 2021 waarin het college het bezwaar ongegrond verklaarde. Eiser voerde aan dat er onterecht was geadviseerd door de welstandscommissie en dat de familieband tussen de vergunninghoudster en de aannemer de beoordeling had beïnvloed. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 maart 2022 en heeft de termijn voor uitspraak verlengd. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning in stand kon blijven, omdat de activiteit binnen de voorwaarden van het bestemmingsplan viel en de welstandscommissie op zorgvuldige wijze had geadviseerd. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende waren om de vergunning te vernietigen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4106 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser

gemachtigde: mr. L.P.F. Warnier,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht,verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghoudster], te [plaatsnaam 1] (vergunninghoudster).

Procesverloop

In het besluit van 13 april 2021 (primaire besluit) heeft het college aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de woning op het perceel aan de [adres 1] 8 te [plaatsnaam 1] .
In het besluit van 11 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 10 maart 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn echtgenote en zijn gemachtigde, en namens het college [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] . Ook vergunninghoudster en haar echtgenoot waren aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Vergunninghoudster is eigenaresse van de woning op het perceel [adres 1] 8 te [plaatsnaam 1] (het perceel).
Op 22 februari 2021 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van de woning op het perceel. De verbouwing betreft een aan- en opbouw aan de achterzijde van de woning en een verandering van het dak.
Bij het primaire besluit heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’. Voor de motivering van de verlening van de omgevingsvergunning is onder meer verwezen naar het positieve advies van de welstandscommissie van 20 januari 2021.
Eiser woont op het aangrenzende perceel [adres 2] 22 te [plaatsnaam 1] en heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser – onder verwijzing naar het advies van de ambtelijk hoorder – ongegrond verklaard. Het primaire besluit is in stand gelaten, met dien verstande dat het college de motivering van de verleende omgevingsvergunning heeft gewijzigd volgens het in bezwaar gewijzigde welstandsadvies van 1 juli 2021.
Omvang geschil
2. In geschil is of het college met het bestreden besluit terecht de verleende omgevingsvergunning heeft gehandhaafd.
Beroepsgronden en verweer
3.1
Eiser voert aan – onder verwijzing naar de bezwaargronden – dat er (voorafgaand aan het welstandadvies van 1 juli 2021) tot tweemaal toe verkeerd is geadviseerd door de welstandscommissie en dat het om die reden ongeloofwaardig is dat de toetsing nu wel correct is. Daarbij stelt eiser dat de familieband tussen vergunninghoudster en de aannemer de beoordeling heeft beïnvloed en dat het college ten onrechte het welstandsadvies heeft overgenomen. Verder heeft eiser aangevoerd dat het college ten onrechte geen contra-expertise van een andere deskundige heeft ingewonnen en dat niet gemotiveerd van de gebiedscriteria uit de welstandsnota is afgeweken.
3.2
Het college stelt zich op het standpunt dat in bezwaar is gebleken dat in het welstandsadvies bij het primaire besluit is uitgegaan van het verkeerde welstandsniveau. Er is in bezwaar op 1 juli 2021 een nieuw welstandsadvies opgemaakt en dat het heeft het college overgenomen. Het college stelt zich verder op het standpunt dat het welstandsadvies conform de regels van de welstandsnota is uitgebracht.
Wettelijk kader
4. De relevante regels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
Tussen partijen is het vigerende bestemmingsplan en de bestemming van het perceel niet in geschil. Evenmin is in geschil dat de activiteit (waarvoor de omgevingsvergunning is verleend) binnen de voorwaarden van het bestemmingsplan valt. Dit betekent dat de argumenten van eiser over de gevolgen van het bouwplan voor zijn perceel – zoals vermindering van lichtinval, uitzicht en privacy – niet tot gegrondverklaring van zijn beroep kunnen leiden, omdat de activiteit past binnen de relevante kaders van het bestemmingsplan.
De rechtbank constateert dat de omgevingsvergunning enkel vanwege strijd met de redelijke eisen van welstand [1] geweigerd had kunnen worden. De rechtbank moet dan ook de vraag beantwoorden of het college, op goede gronden, de verleende omgevingsvergunning in stand heeft gelaten op basis van het in bezwaar gewijzigde welstandsadvies van 1 juli 2021.
5.2
De welstandscommissie heeft de adviezen gebaseerd op de Welstandsnota gemeente [plaatsnaam 2] (welstandsnota). In de welstandsnota zijn algemene beoordelingsaspecten en criteria geformuleerd. Daarnaast is de gemeente in een aantal gebieden verdeeld en zijn per gebied gebiedsgerichte criteria geformuleerd. Vast staat dat het perceel ligt in gebied 7 van de kern [plaatsnaam 1] met welstandsniveau 2 (normaal).
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de welstandscommissie – voorafgaand aan het advies van 1 juli 2021 in bezwaar – op 6 januari 2021 en 20 januari 2021 al geadviseerd heeft naar aanleiding van het bouwplan van vergunninghoudster. Beide adviezen zijn gebaseerd op gebied 8 van de kern [plaatsnaam 1] met welstandsniveau 3 (laag). In het advies van 6 januari 2021 heeft de welstandscommissie aangegeven dat er bezwaar bestaat tegen de forse hoogtemaat van de dakkappellen en de opdeling met rolluik en borstwering onder het kozijn. Vergunninghoudster is geadviseerd om de vergunningsvrije mogelijkheden te onderzoeken, om de rolluiken in de dakrand te integreren en de borstwering en het kozijn als een pui uit te voeren. Vergunninghoudster heeft wijzigingen in het plan doorgevoerd en het plan opnieuw aan de welstandscommissie voorgelegd. In het advies van 20 januari 2021 is een positief advies verleend.
In bezwaar heeft het college een nieuw welstandsadvies ingewonnen, omdat er in de eerdergenoemde adviezen – ten onrechte – vanuit was gegaan dat het perceel lag in gebied 8 met een laag welstandsniveau. Dit is gecorrigeerd in het advies van 1 juli 2021 dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Dit advies is gebaseerd op gebied 7 van de kern [plaatsnaam 1] , voor welk gebied welstandsniveau 2 (normaal) geldt. Voor dit gebied is in de welstandsnota als gebiedscriterium onder meer opgenomen dat verbouwingen en (vervangende) nieuwbouw aan moeten sluiten bij het karakter zoals omschreven in de gebiedsbeschrijving van gebied 7 met onder andere als extra eis: “de bouwhoogte moet 2 bouwlagen met kap zijn, waarbij zadeldaken met de noklijn evenwijdig aan de straat toegepast moeten worden.”
5.3
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) is het college niet aan een welstandsadvies gebonden en ligt de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij het college zelf [2] . Het college mag op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs.
De rechtbank is van oordeel dat het college er in bezwaar – toen bleek dat aan het advies van 20 januari 2021 het verkeerde welstandsniveau ten grondslag was gelegd – op goede gronden voor heeft gekozen om het gebrek te herstellen door een nieuw welstandsadvies te vragen. Dit is het advies van 1 juli 2021. De rechtbank is niet gebleken van onvolkomenheden of vooringenomenheid bij de totstandkoming van het advies van 1 juli 2021. De omstandigheid dat in de eerdere adviezen, die waren gebaseerd op een onjuist welstandsniveau, ook positief is geadviseerd, is onvoldoende om tot het oordeel te leiden dat sprake is van vooringenomenheid. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat de aannemer een familielid van vergunninghoudster is.
Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd. Vaststaat dat eiser geen tegenadvies heeft ingebracht. De rechtbank dient te beoordelen of de door eiser aangevoerde gronden voldoende concrete aanknopingspunten opleveren voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop [3] .
5.4
Tussen partijen is met name in geschil hoe de eis “de bouwhoogte moet 2 bouwlagen met kap zijn, waarbij zadeldaken met de noklijn evenwijdig aan de straat toegepast moeten worden” moet worden uitgelegd. Dit criterium kan op twee manieren uitgelegd worden: ofwel dat alleen zadeldaken zijn toegestaan en deze een noklijn evenwijdig aan de straat moeten hebben (verder: de stringente uitleg) dan wel dat deze voorwaarde alleen voor zadeldaken en dus niet voor andersoortige daken geldt (verder: de minder stringente uitleg). Eiser meent dat de stringente uitleg de juiste is.
Indien de stringente uitleg aan de welstandsnota ten grondslag zou zijn gelegd, dan had het in de rede gelegen om in de gebiedscriteria op te nemen dat de noklijn altijd evenwijdig aan de straat toegepast moet worden. Toepassing van de stringente uitleg zou ook betekenen dat het welstandsoordeel de verwezenlijking van bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt kan belemmeren, terwijl de welstandstoets zich richt naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Het welstandsoordeel mag niet leiden tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. [4]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval de minder stringente uitleg – namelijk dat alleen bij zadeldaken de noklijn evenwijdig aan de straat moet lopen – dient te worden gevolgd.
In dit geval was vóór de verbouwing sprake van een zadeldak dat tevens een langskap langs de straat betreft. Door het bouwplan wordt het zadeldak gewijzigd in een schilddak. Voor een schilddak geldt niet – zo volgt uit de uitleg van de welstandsnota die de rechtbank volgt – de eis dat de noklijn evenwijdig aan de straat moet worden toegepast. Dit betekent dat de welstandscommissie terecht niet aan deze extra eis heeft getoetst.
Wel dient het bouwplan van vergunninghoudster aan te sluiten bij het karakter zoals omschreven is in de gebiedsomschrijving van gebied 7. Ter zitting is namens het college uiteengezet dat het schilddak wordt beschouwd als passend binnen de in de welstandsnota gestelde eisen. Door toepassing van een schilddak aan de voor- en achterzijde is er aan de buitenkant nog steeds sprake van een langskap langs de straat en daarmee een in de straat passende uitstraling. Het schilddak zorgt ervoor dat de tweelaagse uitstraling aan de voorkant behouden blijft. De rechtbank kan deze redenering volgen. De rechtbank acht het welstandsadvies dan ook voldoende gemotiveerd en voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Het college heeft het welstandadvies van 1 juli 2021 dus aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.5
Ten aanzien van de dakkappellen heeft het college reeds in bezwaar gemotiveerd dat deze voldoen aan de voorwaarden voor vergunningsvrij bouwen [5] . Tegen deze overweging zijn geen gronden aangevoerd en de rechtbank ziet geen aanleiding om te stellen dat deze overweging onjuist is. De gebiedscriteria uit de welstandsnota bepalen dat dakkapellen zo veel mogelijk aan de achterzijde geplaatst dienen te worden. Maar dat betekent nog geen verbod tot het plaatsen van dakkappelen op een andere plaats. Er is bij de beoordeling van het plan door de welstandscommissie voldoende rekening gehouden met wat van vergunninghoudster gevergd kan worden en wat bouwkundig mogelijk is, mede gelet op het beoogde type dak. De rechtbank kan het oordeel van het college – dat het bouwplan in lijn is met de welstandsnota – volgen.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 2 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage:

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:9
Indien een besluit berust op een onderzoek naar de feiten en gedragen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Woningwet (Ww)
Artikel 12a, eerste lid, sub a
De gemeenteraad stelt een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling:
a. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid sub a
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2.10, eerste lid, sub d
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, (…) zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2.3, tweede lid
In afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a of c, van de wet is geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 2 in samenhang met artikel 5 en artikel 8 van bijlage II.
Artikel 2, vierde lid, sub a tot en met e, van bijlage II Bor
Een omgevingsvergunning voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
4. een dakkapel in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeer zijdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. voorzien van een plat dak,
b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,
c. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
d. bovenzijde meer dan 0,5 m onder daknok,
e. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak,

Voetnoten

1.Artikel 2.10, eerste lid, sub d, van de Wabo in samenhang met artikel 12a, eerste lid, sub a, van de Woningwet.
2.AbRS 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2026.
3.AbRS 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:171.
4.AbRS 11 november 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG4675.
5.Artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wabo in samenhang met artikel 2.3, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht in samenhang met artikel 2, vierde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.