In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2022, betreft het een beroep van eiseres tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen over haar recht op huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2019. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 28 augustus 2020, waarin haar bezwaar gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen procesbelang heeft bij het beroep inzake zorgtoeslag, omdat haar recht op huurtoeslag over 2019 inmiddels definitief is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft bepaald dat eiseres over de maanden januari tot en met maart 2019 geen recht had op kindgebonden budget en huurtoeslag, omdat het gezamenlijke inkomen met haar ex-partner te hoog was. Voor de maanden april en mei 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen toegezegd dat eiseres alsnog recht op deze toeslagen zal krijgen, waardoor het beroep op deze maanden gegrond wordt verklaard. De rechtbank draagt de Belastingdienst/Toeslagen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.