ECLI:NL:RBZWB:2022:2770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_5715
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering en duurzaamheid van arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar Wajong-uitkering ongegrond verklaard. Eiseres had in 2017 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die was afgewezen. In een later besluit van 16 juli 2019 heeft het UWV meegedeeld niet terug te komen op deze afwijzing. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het UWV ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 7 april 2022 werd het beroep besproken, waarbij de gemachtigde van eiseres en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

Eiseres, geboren in 1991, stelde dat zij in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering omdat het ontbreken van haar arbeidsvermogen duurzaam zou zijn. Ze voerde aan dat er geen verbetering van haar klachten te verwachten viel, gezien haar langdurige behandeling en het feit dat ze geen medicatie wilde gebruiken. Het UWV betwistte echter de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen, omdat er nog behandelmogelijkheden waren die niet waren benut. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had onderbouwd dat er nog mogelijkheden waren voor verbetering van de situatie van eiseres, en dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van het UWV standhield en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres had geen medische gegevens overgelegd die haar standpunt ondersteunden. De rechtbank wees erop dat de verantwoordelijkheid voor het niet gebruiken van medicatie bij eiseres lag. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5715 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. H. Selçuk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 juli 2019 (primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat niet terug wordt gekomen op de beslissing van 27 maart 2017.
In het besluit van 19 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 april 2022.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en namens het UWV [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres, geboren in 1991, heeft in 2017 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
.Met het besluit van 27 maart 2017 is de aanvraag van eiseres afgewezen.
In februari 2019 heeft eiseres weer een Wajong-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 27 maart 2017.
Met het primaire besluit heeft het UWV aan eiseres meegedeeld niet terug te komen op het besluit van 27 maart 2017. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt eiseres
3. Eiseres is van mening dat zij in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. Zijvoert aan dat een verbetering van haar klachten in de toekomst niet verwacht kan worden. Zij is al jaren onder behandeling en heeft alle mogelijkheden benut, behalve medicatiemogelijkheden. Het niet innemen van medicatie kan haar niet tegengeworpen worden. Als iemand al vanaf haar 12e jaar klachten heeft en er is tot nu toe geen verbetering opgetreden, dan ligt het voor de hand om duurzaamheid aan te nemen.
Standpunt UWV
4. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, omdat nog geen sprake is van een voltooid traject wat diagnostisch onderzoek en behandelmogelijkheden betreft. Bij toepassing van psychomedicatie, die de angstklachten zeker zou kunnen dempen, zou er een verbetering van de belastbaarheid optreden. Ook gelet op het diagnostisch onderzoek dat is aangewezen volgens de behandelaar, kan er verder inzicht in en ontwikkeling van de mogelijkheden van eiseres komen. Met adequate en sluitende diagnostiek en gebruik van geïndiceerde medicatie kan nog steeds aanzienlijke klachtenreductie worden bereikt. Eiseres heeft geen medische gegevens ingebracht waaruit blijkt dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.

Beoordeling rechtbank

5. Het UWV heeft het verzoek van eiseres om terug te komen op het besluit van 27 maart 2017 op inhoudelijke gronden afgewezen. Dit betekent dat de bestuursrechter het besluit aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst als ware dit een eerste besluit. [1]
6. Niet in geschil is dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, gelet op haar beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. In geschil is uitsluitend of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. De periode in geding loopt vanaf de datum waarop eiseres 18 jaar is geworden tot 5 jaar daarna. [2] Dat is de periode van 17 september 2009 tot 17 september 2014.
Bij de beoordeling of eiseres nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen, hebben de verzekeringsartsen informatie van psychiater [naam psychiater] van 24 juni 2019 betrokken. Uit deze informatie blijkt dat psychomedicatie nog tot de behandelmogelijkheden behoort en dat verwacht wordt dat het vergroten van inzicht met betrekking tot de cognitieve capaciteiten en mogelijke beperkingen daarvan, zal bijdragen aan het opzetten van gepaste begeleiding en dat dit kan bijdragen aan herstel. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen met een verwijzing naar de onbenutte behandelmogelijkheden zoals vermeld in de informatie van de psychiater voldoende hebben onderbouwd dat er (nog) geen sprake is van een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV nog toegelicht dat het niet uitgesloten is dat eiseres, als de behandeling op gang komt, de voorgestelde medicatie wel zal gebruiken. De rechtbank kan het UWV in deze stelling volgen.
Ook uit de in beroep overgelegde informatie van psychiater [naam psychiater] van 15 januari 2021 blijkt dat er nog behandelmogelijkheden zijn voor eiseres. De psychiater merkt immers op dat eiseres voor verder herstel/vergroten van functioneren begeleiding kan zoeken bij zorgprofessionals die veel kennis en ervaring hebben bij de begeleiding van mensen met problemen in de prikkel- en informatieverwerking. Uit deze informatie kan dus niet de conclusie worden getrokken dat de inschatting van de verzekeringsartsen over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen voor onjuist moet worden gehouden. Dat eiseres vanwege haar moverende redenen geen medicatie wil proberen of gebruiken, is een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres dient te blijven.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit stand houdt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage Wettelijk kader

Awb
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2 Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wajong
Artikel 1a:1
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
3. De ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft wordt alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.

Voetnoten

2.Artikel 1a:1; tweede lid, van de Wajong