ECLI:NL:RBZWB:2022:2767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10329
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep inzake Participatiewet

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, dat op 9 november 2020 was genomen. Dit besluit betrof de intrekking van de uitkering op grond van de Participatiewet voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 maart 2020, alsook de terugvordering van de betaalde uitkering voor de maanden januari 2018 tot en met februari 2020. Op 22 maart 2022 heeft Baanbrekers het bestreden besluit deels herzien, waarbij alleen de bijstandsuitkering voor de maanden oktober 2018 en januari 2019 werd ingetrokken en teruggevorderd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van Baanbrekers in de proceskosten.

Baanbrekers heeft verzocht om de proceskostenvergoeding af te wijzen, met het argument dat het herziene besluit gebaseerd was op bewijsstukken die ook al in de bezwaarfase ingediend hadden kunnen worden. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat Baanbrekers gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen, maar dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een proceskostenvergoeding zouden uitsluiten. De rechtbank heeft Baanbrekers veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 1.841,00, en heeft tevens opgemerkt dat Baanbrekers het griffierecht van € 48,00 aan verzoekster dient te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10329 PW
uitspraak van 20 mei 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster

gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens,
en
Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers (Baanbrekers),verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2020 (bestreden besluit) van Baanbrekers inzake de intrekking van de uitkering op grond van de Participatiewet vanaf 1 januari 2018 tot en met 20 maart 2020 en de terugvordering van de betaalde uitkering van 1 januari 2018 tot en met 28 februari 2020.
Bij besluit van 22 maart 2022 heeft Baanbrekers het bestreden besluit deels herzien en enkel de bijstandsuitkering over de maanden oktober 2018 en januari 2019 ingetrokken en teruggevorderd.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek Baanbrekers te veroordelen in de proceskosten. Baanbrekers heeft op 19 april 2022 verzocht om de proceskostenvergoeding af te wijzen, omdat het herziene besluit is terug te voeren op in de beroepsprocedure ontvangen bewijsstukken die ook al in de bezwaarfase ingediend hadden kunnen worden.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 22 maart 2022 dat Baanbrekers gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. Dan is vervolgens de vraag of er een proceskostenvergoeding toegekend moet worden. Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geldt dat dit het geval is, tenzij er zich bijzondere omstandigheden voordoen [1] . Indien de noodzaak om beroep in te stellen uitsluitend te wijten is aan de handelwijze van verzoekster zelf, kan wel gesproken worden van een bijzondere omstandigheid.
3. Baanbrekers heeft het bestreden besluit herzien op basis van de pas in beroep fysiek ontvangen informatie en stelt dat verzoekster deze informatie eerder had kunnen overleggen. Dit verweer tegen de gevorderde proceskostenveroordeling doet er niet aan af dat uit het dossier volgt dat verzoekster in bezwaar Baanbrekers al een concreet aanbod heeft gedaan om Baanbrekers kennis te laten nemen van de in beroep overgelegde informatie. Baanbrekers heeft, onder verwijzing naar de Corona-maatregelen, geen gebruik gemaakt van het aanbod van verzoekster. Het verweer tegen de gevorderde proceskostenveroordeling levert in dit geval geen bijzondere omstandigheid op. De rechtbank acht het mogelijk dat, met inachtneming van de minimale afstand, een medewerker van Baanbrekers de betreffende informatie had kunnen controleren dan wel had extern het scherm gedeeld kunnen worden. Bovendien gaat het ook in beroep om een vergelijkbaar transactieoverzicht als het overzicht dat al bij de bezwaargronden is ingediend.
4. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om Baanbrekers te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.841,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,00, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank overweegt ten overvloede dat Baanbrekers op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt Baanbrekers in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.841,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 20 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Voetnoten

1.CRvB 12 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:397.