ECLI:NL:RBZWB:2022:2767
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep inzake Participatiewet
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, dat op 9 november 2020 was genomen. Dit besluit betrof de intrekking van de uitkering op grond van de Participatiewet voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 maart 2020, alsook de terugvordering van de betaalde uitkering voor de maanden januari 2018 tot en met februari 2020. Op 22 maart 2022 heeft Baanbrekers het bestreden besluit deels herzien, waarbij alleen de bijstandsuitkering voor de maanden oktober 2018 en januari 2019 werd ingetrokken en teruggevorderd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van Baanbrekers in de proceskosten.
Baanbrekers heeft verzocht om de proceskostenvergoeding af te wijzen, met het argument dat het herziene besluit gebaseerd was op bewijsstukken die ook al in de bezwaarfase ingediend hadden kunnen worden. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat Baanbrekers gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen, maar dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een proceskostenvergoeding zouden uitsluiten. De rechtbank heeft Baanbrekers veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 1.841,00, en heeft tevens opgemerkt dat Baanbrekers het griffierecht van € 48,00 aan verzoekster dient te vergoeden.