4.4.7.De inspecteur stelt dat uit het feit dat de factuur van dit horloge in de woning van belanghebbende is aangetroffen, in combinatie met de aantekening op de factuur dat contant is betaald, volgt dat belanghebbende deze uitgave heeft gedaan. Belanghebbende betwist dit en voert aan dat niet bekend is wie de koper is, omdat geen naam op de factuur staat vermeld. Op grond van de aanwezigheid van de factuur in de woning van belanghebbende en het ontbreken van een verklaring van belanghebbende hiervoor, acht de rechtbank het aannemelijk dat belanghebbende dit horloge heeft aangekocht. De inspecteur heeft deze post daarom terecht in de kasopstelling opgenomen.
g. Contant geld
4.4.8.1. Tijdens de doorzoeking van de woning van belanghebbende is een bedrag van
€ 24.285 aan contant geld aangetroffen. De inspecteur stelt dat belanghebbende geen verklaring heeft gegeven voor de herkomst van dit bedrag en dat ook niet is gebleken dat het uit een erfenis of schenking afkomstig is. Belanghebbende voert aan dat uit zijn kasopstelling volgt dat hij over dit bedrag zou kunnen beschikken en betwist dat dit bedrag afkomstig is uit witwassen.
4.4.8.2. De rechtbank acht de betwisting van belanghebbende dat het contante geld afkomstig is uit witwassen niet van belang, nu vaststaat dat het bedrag in zijn woning is aangetroffen. Gelet op het onder 4.4.3 vermelde oordeel dat de rechtbank aannemelijk acht dat belanghebbende bij aanvang van 2015 niet meer beschikte over contant geld uit de schade-uitkering of de erfenis, is deze post terecht in de kasopstelling opgenomen.
h. Woning in Marokko
4.4.9.1. De inspecteur verwijst naar verslagen van telefoongesprekken, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Uit de afgeluisterde gesprekken van de verdachte [persoon 2] en zijn moeder [moeder] blijkt dat ze in Marokko een huis aan het bouwen zijn voor [persoon 2] en zijn moeder.
Moeder voert een aantal gesprekken vanaf het nummer [nummer 9] , dit betreft de vaste aansluiting op het adres [adres 1] .
Gesprekken op de lijn [nummer 10] , RC nr 16/1344.3
DD. 20-08-2016, 22.59 uur
Sessienr: 37
Moeder [moeder] belt naar een Marokkaans nummer, [nummer 11] , een onbekende vrouw neemt op. De onbekende vrouw verteld dat ze samen met [naam 7] een groot huis in aanbouw hebben bekeken. Het is een villa. Ze verteld dat [persoon 2] heeft een balkon bij zijn kamer die zo groot is dat hij zich goed kan verplaatsen in zijn rolstoel. Verder verteld ze dat de kamer van [persoon 2] en [moeder] zicht op zee hebben. Het huis zal klaar zijn tegen het eind van het jaar. [moeder] vind dit te lang, de verbouwing duurt nu al ruim een jaar. De onbekende vrouw verteld dat de kamer van [persoon 2] een eigen badkamer krijgt. Er is geen trap maar lift en dat de aannemer een speciale voorziening heeft gebouwd zodat [persoon 2] overal bij kan in zijn rolstoel.
DD. 22-08-2016 te 22.43 uur.
Sessie nr: 47
In dit gesprek spreekt [moeder] over dat huis als "mijn huis".
[moeder] zegt, Als het allemaal maar in het contract staat. De aannemer heeft ook aan, de onbekende vrouw uit Marokko, een stuk grond laten zien bij het huis waar [moeder] een restaurant wil openen.
DD. 23-08-2016 te 11.11 uur.
Sessienr: 49
[moeder] belt naar een Belgisch nummer [nummer 12] met een onbekende man. [moeder] vraagt of een [naam 8] de spullen heeft gebracht naar [plaats 4] (een plaats in Marokko). Ze zegt dat zij bang is dat de spullen stuk gaan, het is voor de keuken.
DD. 24-08-2016 te 1.32 uur.
Sessienr: 54
[moeder] bet naar het eerdere Marokaanse nummer, [nummer 11] .
De onbekende vrouw zegt dat de aannemer heeft erg te doen met [persoon 2] , hij zegt dat hij extra zijn best voor hem heeft gedaan, de balkon van de kamer van [persoon 2] is net zo groot als zijn kamer. [moeder] zegt dat het belangrijk is dat hij erbij kan in zijn rolstoel, omdat hij niet kan lopen.
DD. 31-08-2016 te 20.26 uur.
Sessienr: 110
Dit gesprek gaat over het feit dat er vanuit België via Spanje een auto naar Marokko is gebracht. Ze missen alleen de papieren nog.
DD. 02-09-2016 te 19.57 uur.
Sessienr: 120
[moeder] wordt gebeld door onbekende vrouw met belgisch nummer, [nummer 13]
[moeder] geeft aan dat haar zoon haar 2 huizen heeft verkocht. Hij vroeg aan zijn moeder om het geld dat ze kreeg van het verkopen van een huis, om op zijn rekening te storten.
[moeder] verteld verder over haar spaargeld en dat ze een gat in haar hand heeft, ze heeft in 22 dagen 1,5 miljoen uitgegeven in Spanje en 1 miljoen aan het huis besteed. (onduidelijk over welke muntsoort het gaat)
DD. 03-09-2016 te 16.35 uur.
Sessienr: 122
Het gesprek gaat over 2 tassen die naar [plaats 4] zijn gestuurd en nog steeds niet zijn aangekomen.
DD. 05-09-2016 te 15.21 uur.
Sessienr: 130
[moeder] belt uit naar een onbekende [naam 9] , gesprek gaat weer over die 2 tassen. [naam 9] gaat ze in Casablanca bellen en vandaag regelen.
De taplijn [nummer 10] , RC nr 16/1344.3 is op 22-09-2016 afgesloten.
Over de taplijn [nummer 1] , RC nr 16/1344.6 komen onderstaande gesprekken.
DD. 17-11-2016, te 17.35 uur.
Sessienr: 25593
[moeder] belt vanuit Marokko naar [persoon 2] .
[moeder] zegt Heb je gestuurd?
[persoon 2] Zegt Ik ben er nu in stuur je 500.
[moeder] zegt Waarom niet volledig?
Verop in het gesprek zegt [moeder] dat ze in Casblanca is.
DD. 17-11-2016 te 20.54 uur.
Sessienr: 25610
[persoon 2] vraagt wanneer ze komt.
[moeder] zegt Zondag, de notaris heeft me nog niet alle papieren klaar gemaakt.
[persoon 2] zegt Oke.
[moeder] zegt, Die wil ik eruit halen,... Kaart, want ik heb de tas.... morgen ga ik hier, is dichtbij.
[persoon 2] zegt Oke”
4.4.9.2. De inspecteur leidt uit deze gesprekken af dat belanghebbende en zijn moeder betrokken zijn bij de bouw van een huis in Marokko. Hij wijst er daarbij op dat gesproken wordt over de rolstoeltoegankelijkheid van de woning. De inspecteur schat de kosten van deze woning op € 200.000 en rekent dit bedrag voor de helft toe aan 2015 en voor de helft aan 2016. Belanghebbende betwist dat uit de telefoongesprekken kan worden afgeleid dat hij een woning in Marokko bezit. Belanghebbende wijst bovendien op twee verklaringen van de bewaarnemer van onroerend goed in Casablanca van 15 respectievelijk 21 oktober 2019 waaruit volgt dat belanghebbende en zijn moeder geen onroerende goederen bezitten in die regio.
4.4.9.3. Op grond van de afgeluisterde telefoongesprekken acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende betrokken was bij de bouw van een woning in Marokko en dat hij daarvoor uitgaven heeft gedaan. De verklaringen van de bewaarnemer van onroerend goed in Casablanca maken dit niet anders, omdat deze verklaringen geen informatie bevatten over de jaren 2015 en 2016 en alleen zien op de regio Casablanca. Nu belanghebbende het bedrag van € 200.000 als zodanig niet heeft betwist, heeft de inspecteur dit bedrag terecht opgenomen in de kasopstellingen van 2015 en 2016.
i. Drugslaboratorium
4.4.10.1. Op basis van de aangetroffen materialen in het drugslaboratorium aan [adres 2] te [plaats 1] heeft de inspecteur berekend dat het opzetten van het laboratorium € 57.275 heeft gekost. De inspecteur verwijst verder naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 januari 2019, waarin is geoordeeld dat belanghebbende een leidinggevende rol heeft gehad in het samenwerkingsverband dat zich bezighield met de productie van drugs en dat hij “kennelijk enkel [heeft] gehandeld uit eigen financieel gewin”. Belanghebbende betwist niet de hoogte van de kosten van het laboratorium, maar voert aan dat zijn veroordeling voor medeplegen van de productie van drugs niet onherroepelijk vaststaat, omdat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. Bovendien stelt belanghebbende dat de kosten in ieder geval niet geheel aan hem kunnen worden toegerekend, omdat er naast hem nog acht verdachten waren. Daarvan uitgaande zou hooguit een bedrag van € 6.383 (€ 57.275 / 9) aan hem toegerekend mogen worden.
4.4.10.2. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er op grond van het ‘Proces-verbaal 414 inzake [adres 2] ’ voldoende aanwijzingen dat belanghebbende betrokken was bij het opzetten van het drugslaboratorium en dat hij in dat kader een leidende rol had. Vanwege belanghebbendes leidende rol acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende de uitgaven voor het opzetten van het laboratorium heeft voldaan. De inspecteur heeft deze post daarom terecht in de kasopstelling opgenomen.
j. Betalingen aan derden
4.4.11.1. De inspecteur verwijst naar paragraaf 3.2.4 van het controlerapport (zie 2.7) waarin een overzicht staat vermeld van getapte telefoongesprekken en sms-verkeer waaruit hij verschillende contante betalingen aan derden heeft afgeleid. Belanghebbende betwist deze contante betalingen en stelt verder dat de bedragen dusdanig laag zijn dat hij of zijn moeder deze kunnen hebben voldaan uit contante opnamen.
4.4.11.2. Op grond van de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken, acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende een bedrag van € 15.500 aan derden heeft betaald. Gelet op het onder 4.4.3 vermelde oordeel dat de rechtbank aannemelijk acht dat belanghebbende bij aanvang van 2015 niet meer beschikte over contant geld uit de schade-uitkering of de erfenis, is deze post terecht in de kasopstelling opgenomen.
k. Kleding
4.4.12.1. De inspecteur heeft uit het ‘Proces-verbaal 125 kledingstukken’ afgeleid dat bij de doorzoeking van de woning van belanghebbende op 31 januari 2017 onder meer 11 zomer- en winterjassen, 6 vesten en 7 blouses van exclusieve kledingmerken zijn aangetroffen. Het ging om zo goed als nieuwe herenkleding. De inspecteur is uitgegaan van aankoopprijzen van € 329 voor de jassen, € 200 voor de vesten en € 150 voor de blouses. Gezien de nieuwe staat is de inspecteur ervan uitgegaan dat de kledingstukken in 2016 zijn aangeschaft. Belanghebbende stelt dat de inspecteur de prijzen van de kleding onvoldoende heeft gemotiveerd, nu hij alleen naar openbare bronnen verwijst en dat hij daarnaast niet aannemelijk heeft gemaakt dat al deze kleding door belanghebbende zou zijn aangeschaft.
4.4.12.2. Gelet op het feit dat het om herenkleding ging die is aangetroffen in de woning van belanghebbende, acht de rechtbank het aannemelijk dat belanghebbende deze kleding zelf heeft aangeschaft. Tevens acht de rechtbank het aannemelijk dat deze kleding een waarde had van € 5.869, omdat het zo goed als nieuwe kleding van exclusieve kledingmerken betrof en bij sommige kledingstukken het prijskaartje nog aan de kleding vastzat. De inspecteur heeft deze post daarom terecht opgenomen in zijn kasopstelling.
l. Cocaïnehandel
4.4.13.1. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat het bedrag van € 24.000 in de kasopstelling niet ziet op de verkoopopbrengst van 1 kilo cocaïne, zoals was vermeld in het controlerapport en het verweerschrift, maar op de inkoopkosten ervan. De inspecteur acht aannemelijk dat belanghebbende de inkoopkosten van 1 kilo cocaïne heeft voldaan en verwijst daarbij naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 22 januari 2019, waaruit hij afleidt dat belanghebbende betrokken was bij cocaïnehandel en daarin een leidende rol vervulde.
4.4.13.2. De rechtbank overweegt dat de gedingstukken voldoende aanknopingspunten bevatten voor de conclusie dat belanghebbende in december 2016 betrokken is geweest bij de handel in cocaïne en daarin een leidende rol vervulde. Dit leidt de rechtbank onder andere af uit de afgeluisterde gesprekken van belanghebbende. Gelet hierop en op het feit dat belanghebbende ter zitting desgevraagd het gewijzigde standpunt van de inspecteur niet heeft betwist en ook het bedrag van € 24.000 als zodanig niet heeft betwist, acht de rechtbank het aannemelijk dat belanghebbende een bedrag van € 24.000 heeft voldaan voor de aankoop van 1 kilo cocaïne. De inspecteur heeft deze post daarom terecht in de kasopstelling opgenomen.