ECLI:NL:RBZWB:2022:2688
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de fiscale bestuursrechter inzake dwangbevel en betekening van belastingaanslagen
Op 17 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende een beroepschrift had ingediend tegen de betekening van een dwangbevel met betrekking tot gemeentelijke- en/of waterschapbelastingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om een inhoudelijke beoordeling te geven over de beslissingen van de invorderingsambtenaar op basis van de Invorderingswet 1990, in combinatie met artikel 231 van de Gemeentewet. De rechtbank verduidelijkt dat er uitzonderingen zijn waarbij de fiscale bestuursrechter wel bevoegd is, maar dat de beslissing tot betekening van een dwangbevel daar niet onder valt. Hierdoor is het niet mogelijk om bezwaar te maken bij de fiscale bestuursrechter.
De rechtbank heeft verder aangegeven dat, hoewel zij onbevoegd is om het beroep tegen het dwangbevel te behandelen, zij wel bevoegd is om te oordelen over eventuele kosten die in rekening zijn gebracht voor de betekening van het dwangbevel. Echter, voordat de rechtbank hierover kan oordelen, dient belanghebbende eerst bezwaar te maken bij de invorderingsambtenaar. De rechtbank heeft daarom besloten om de ingediende stukken door te sturen naar de invorderingsambtenaar, met de mededeling aan de afzender. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft bepaald dat het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, zoals vermeld in de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.