ECLI:NL:RBZWB:2022:2687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
BRE-21_2874
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake aanslag vennootschapsbelasting 2016

Op 17 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift dat was ingediend door belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2016. De uitspraak op bezwaar dateert van 4 mei 2021, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 15 juni 2021. Het beroepschrift werd echter pas op 7 juli 2021 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet-tijdig was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke bepalingen omtrent beroepstermijnen dwingend zijn en dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De griffier heeft belanghebbende de gelegenheid gegeven om te reageren op de termijnoverschrijding, maar belanghebbende heeft geen relevante informatie aangeleverd die zou kunnen duiden op een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen.

Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om verzet aan te tekenen binnen zes weken na de verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2874
uitspraak van 17 mei 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2016 met aanslagnummer [aanslagnummer] .
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 4 mei 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 15 juni 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 7 juli 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
De griffier heeft belanghebbende de kans gegeven zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Dit is nogmaals gedaan bij aangetekende brief van 10 januari 2022 met een laatste termijn van twee weken. Belanghebbende heeft bij brief van 21 januari 2022 verzocht om twee weken uitstel om te reageren. De griffier heeft bij aangetekende brief van 21 januari 2022 uitstel gegeven met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft met dagtekening 4 februari 2022 aanvullende stukken ingediend, maar niet gereageerd op de overschrijding van de beroepstermijn. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 17 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.