Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, een onderneming in recycling, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de beschikking van de inspecteur van 18 juli 2019, waarin de tegemoetkomingen uit de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) voor het jaar 2018 zijn vastgesteld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, omdat zij meende recht te hebben op een Loonkostenvoordeel (LKV) en een Lage-inkomensvoordeel (LIV) voor bepaalde werknemers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet tijdig een verzoek om LKV heeft ingediend, waardoor zij hier geen recht op heeft. Daarnaast is geoordeeld dat de inspecteur terecht geen LIV heeft toegekend, omdat niet is aangetoond dat aan de voorwaarden voor deze tegemoetkoming is voldaan. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.