ECLI:NL:RBZWB:2022:2623

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/02/397202 / HA RK 22-96
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Holierhoek
  • A. Breeman
  • J. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank

Op 10 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen de rechters die eerder een beslissing hadden genomen in de procedure met nummer C/02/396794 HA RK 22-83. De verzoeker, die verdacht wordt van bedreiging en mishandeling, had eerder op 2 februari 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen de politierechter, welke was afgewezen op 7 maart 2022. Na meerdere wrakingsverzoeken, waaronder een op 26 april 2022, werd het verzoek op 10 mei 2022 opnieuw behandeld.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend, nadat de wrakingskamer al een beslissing had genomen. De rechtbank benadrukte dat wraking alleen mogelijk is zolang de zaak nog door de betreffende rechters wordt behandeld. Aangezien het verzoek was ingediend na de beslissing van de wrakingskamer, was het niet meer mogelijk om de rechters te wraken. Bovendien werd opgemerkt dat verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, aangezien zijn gronden voornamelijk betrekking hadden op eerdere beslissingen van de rechters.

De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking van de wrakingskamer in het kader van de hoofdzaken niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd genomen door mr. M. Holierhoek als rechter en voorzitter, en mr. A. Breeman en mr. J. Broeders als rechters, met mr. Van Ginneke als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/397202 / HA RK 22-96
beslissing van 10 mei 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[naam verzoeker], verzoeker
geboren te [woonplaats] , op 15 november 1958,
wonende te [adres] .

1.Procesverloop

1.1
Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 het wrakingsverzoek, ontvangen op 26 april 2022 via het online klachtenformulier van de rechtbank,
 de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaken met parketnummers 02-302589-21 en 02130432-21.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletter] van Kralingen, mr. [voorletter] Kool en mr. [voorletter] Kok (hierna te noemen: de rechters) in hun hoedanigheid van rechters van de wrakingskamer die heeft beslist op het verzoek van verzoeker in de procedure met nummer
C/02/396794 HA RK 22-83.

3.Feiten

3.1
Verzoeker wordt in de hoofdzaken verdacht van één feit van bedreiging en één feit van mishandeling. Op de zitting van de politierechter van 2 februari 2022 zijn deze zaken gevoegd behandeld. Verzoeker heeft tijdens deze zitting een wrakingsverzoek ingediend jegens de politierechter. Dit verzoek is afgewezen bij beslissing van 7 maart 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1287.
3.2
Bij e-mailberichten van 16 en 17 april 2022 heeft verzoeker de politierechter opnieuw gewraakt. Doordat de politierechter daarmee niet bekend was, heeft hij op 20 april 2022 het onderzoek ter terechtzitting voortgezet. Tijdens deze zitting heeft verzoeker de politierechter wederom gewraakt. De rechters hebben dit verzoek afgewezen bij beslissing van 26 april 2022 met bovengenoemd procedurenummer. In deze beslissing is opgenomen dat een volgend verzoek tot wraking van de politierechter niet meer in behandeling zal worden genomen omdat verzoeker daarmee misbruik zou maken van het middel van wraking.

4.Het standpunt van verzoeker

4.1
Verzoeker voert kort weergegeven aan dat de rechters de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt doordat:
 zij onjuiste argumenten hebben gebruikt,
 het niet juist is dat wraking niet mogelijk is omdat er andere rechtsmiddelen open staan,
 er door hen is gelogen,
 de griffier gefraudeerd heeft met het verslag,
 de wrakingsgronden tezamen zijn beoordeeld in plaats van afzonderlijk,
 ten onrechte twee wrakingsverzoeken gevoegd zijn behandeld,
 een oordeel is gegeven voordat het verslag van de zitting bekend is,
 de door eiser opgestelde hand-out niet in ontvangst is genomen,
 de rechtspraak een verboden corrupte organisatie is,
 het politierapport nog steeds niet aan hem is verstrekt en de film over het incident met de buurman nog steeds ontbreekt,
 hij niet is opgeroepen.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De mogelijkheid om de wrakingskamer te wraken is hiervan een afgeleide.
5.2
Hieruit vloeit voort dat wraking alleen mogelijk is zolang een zaak nog door de betreffende rechters wordt behandeld. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een rechter te wraken wanneer de behandeling van een zaak al is geëindigd door het geven van een beslissing. Aangezien het verzoek is ingediend nadat de wrakingskamer een beslissing heeft gegeven, is het verzoek te laat gedaan.
5.3
Dit leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk dient
te worden verklaard en dat de wrakingskamer afziet van een mondelinge behandeling van het verzoek.
5.4
In aanvulling op het verbod om de politierechter opnieuw te wraken, dat bij de beslissing van 26 april 2022 aan verzoeker is opgelegd, ziet de wrakingskamer aanleiding om te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de wrakingskamer in het kader van de behandeling van de hoofdzaken niet meer in behandeling zal worden genomen. De wrakingsgronden betreffen grotendeels bedenkingen van verzoeker bij de beslissing van de rechters op zijn vorige wrakingsverzoek. Zoals ook al in die beslissing duidelijk is gemaakt, kan een nieuw verzoek tot wraking echter niet worden aangewend als een verkapt rechtsmiddel tegen een eerdere beslissing van de wrakingskamer. De overige wrakingsgronden zien op de wijze waarop de hoofdzaken worden behandeld. De hoofdzaken hebben echter niet ter behandeling voorgelegen bij de rechters van de wrakingskamer. Hieruit volgt dat verzoeker misbruik maakt van het middel van wraking.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de wrakingskamer in het kader van de hoofdzaken niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is genomen op 10 mei 2022 door mr. Holierhoek, rechter en voorzitter, en mr. Breeman en mr. Broeders, rechters, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.