Op 13 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte, geboren in 1998 en niet ingeschreven op een adres, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Wouters. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, de beschuldigingen uiteenzette. De verdachte had op 24 juni 2021 in Middelburg een medewerkster van Kapsalon [kapsalon] onder bedreiging van een balletjespistool gedwongen om € 60,- af te geven. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn middelenproblematiek en de positieve ontwikkelingen in zijn leven sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank benadrukte het belang van hulpverlening en toezicht door de reclassering, en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en middelencontroles. De vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat de persoonlijke belangen van de verdachte nog steeds aanwezig waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging namen.