ECLI:NL:GHSHE:2023:1337

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
20-001088-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de strafmaat en bijzondere voorwaarden bij afpersing en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is schuldig bevonden aan afpersing en het voorhanden hebben van een airsoftpistool dat lijkt op een vuurwapen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij een kliniek en deelname aan gedragsinterventies. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze straf.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om het vonnis te bevestigen, maar met een aanpassing van de voorwaardelijke straf. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, en vroeg om opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en de resultaten van de reclassering.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om de gevangenisstraf te handhaven op 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering is bevestigd om de verdachte te ondersteunen in zijn positieve ontwikkeling. Het hof heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, maar ook de mogelijkheid tot rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001088-22
Uitspraak : 17 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 13 mei 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-167433-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
volgens opgaaf van de verdachte ter zitting in hoger beroep wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van de eendaadse samenloop van afpersing (
onder 1 bewezenverklaard) en handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (
onder 2 bewezenverklaard) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden (samengevat weergegeven): een meldplicht bij [kliniek] , deelname aan een gedragsinterventie, zich laten behandelen door [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener en meewerken aan alcohol- en drugscontroles. Voorts heeft de rechtbank het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen behoudens de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Bij repliek heeft de advocaat-generaal zich niet verzet tegen na te melden verzoek tot opheffing van de geschorste voorlopige hechtenis.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd en bepleit dat wordt volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte is voorarrest heeft doorgebracht, gecombineerd met een taakstraf. Met het continueren van de meldplicht bij de reclassering is de verdediging akkoord. Tot slot is verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden waarop dit berust, behoudens de opgelegde straf en zal in zoverre opnieuw recht doen.
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, navolgende aanvulling. Naast de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen, komt de bewezenverklaring mede te berusten op de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, leest de bewezenverklaring door de rechtbank voor en vraagt mij of ik het daarmee eens ben. Ja, dat ben ik. Ik beken dat ik de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten heb gepleegd.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. De verdachte heeft door te handelen zoals is bewezenverklaard ernstig inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van slachtoffer [slachtoffer] en haar gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Zij was op een gewone donderdagochtend aan het werk in de kapsalon en werd uit het niets geconfronteerd met de verdachte die haar -onder bedreiging met een wapen dat sprekend leek op een echt pistool met geluiddemper- bewoog tot afgifte van het kasgeld. De verdachte toonde daarbij niet alleen het wapen, maar haalde tevens zijn linkerhand langs de loop van het wapen naar zijn rechterhand, alsof hij iets heen en weer of overhaalde, waarbij aangeefster twee klikken hoorde. Daarna richtte hij het wapen op het slachtoffer. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het voorhanden hebben van een airsoftpistool, dat aldus sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen. Dergelijk bezit verdient bestraffing, nu dat onder burgers gevoelens van onveiligheid met zich mee brengt, temeer aangezien vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 februari 2023, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Het hof houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de actuele persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft de indruk gekregen dat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve wending aan zijn leven wenst te geven. Daarnaast toont hij zich oprecht schuldbewust. Ten overstaan van het hof is door de verdachte naar voren gebracht dat hij momenteel 40 uren per week werkt als heftruckchauffeur (als ZZP’er), zijn relatie met zijn moeder is hersteld en zijn middelengebruik drastisch is verminderd. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 20 maart 2023. In dat advies is geconcludeerd dat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft meegewerkt aan ambulante behandeling en hij de gedragsinterventie Leefstijltraining 24/7, gericht op het middelengebruik, volgde. Beide interventies zijn inmiddels positief afgerond. De verdachte heeft voorts meegewerkt aan middelencontroles en het middelengebruik is ook volgens de reclassering in mate en frequentie sterk afgenomen, waardoor ook het leefgebied financiën is gestabiliseerd. Voorts heeft de verdachte zich gehouden aan de elektronische monitoring, het opgelegde locatieverbod en is de relatie met zijn familie en partner gestabiliseerd. Daarnaast is in het advies opgenomen dat de verdachte zich steeds gemotiveerder toonde in het toewerken naar gedragsverandering. Hoewel op basis van de statistische gegevens een gemiddeld risico op recidive wordt geschat, schat de reclassering op basis van het professioneel oordeel het recidiverisico lager in, zolang de verdachte de positieve ontwikkelingen in zijn leven weet te behouden. Het risico op letselschade en onttrekking aan voorwaarden schat de reclassering in als laag, omdat de verdachte zich binnen de schorsing aan de afspraken en voorwaarden heeft gehouden en zich ervoor heeft ingezet de problemen op de verschillende leefgebieden aan te pakken.
Gelet op al het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Hoewel als uitgangspunt heeft te gelden dat op een afpersing met bedreiging als de onderhavige een langdurige gevangenisstraf van 2 jaren volgt, is het hof alles overziend van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, in deze zaak passend en geboden is. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte als voormeld, waaronder de relatief jeugdige leeftijd van deze jongvolwassene, ziet het hof aanleiding om de positieve ontwikkeling die de verdachte heeft laten zien, niet te doorkruisen met een langdurige vrijheidsstraf van eerstgenoemde duur. Anderzijds kan vanuit het oogpunt van generale preventie en vergelding niet worden volstaan met een vrijheidsstraf die gelijk is aan het tot aan de schorsing ondergane voorarrest, zoals zijdens de verdachte is bepleit. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ziet het hof voorts aanleiding om aan het voorwaardelijke strafdeel als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering te verbinden, ter verdere ondersteuning van de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte en om te bewerkstelligen dat die ontwikkeling beklijft en zich duurzaam voortzet.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Voorlopige hechtenis
Tot slot geeft het hof gehoor aan het verzoek van de verdediging, waartegen de advocaat-generaal zich niet heeft verzet, het (bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 3 augustus 2021) geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij [kliniek] (adres: [adres 2] , telefoonnummer: [telefoonnummer] ) en daarna zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij beschikking van 3 augustus 2021 werd geschorst.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 17 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.