ECLI:NL:RBZWB:2022:2592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7678
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beschikking Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van 4 augustus 2020, waarin het bezwaar van de belanghebbende tegen de beschikking op basis van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 2018 werd afgewezen. De zitting vond plaats op 1 april 2022 in Breda, waar de belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de inspecteur door twee inspecteurs.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De rechtbank heeft de inspecteur opgedragen om binnen zes weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tijdens de zitting is gebleken dat partijen een compromis hebben bereikt, waarbij de belanghebbende recht heeft op loonkostenvoordeel voor een arbeidsgehandicapte werknemer. De inspecteur kan dit voordeel echter niet vaststellen zonder aanvullende gegevens van het UWV.

Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 31,68 en gelast dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 aan haar wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7678
uitspraak van 13 mei 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 4 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 2018 (beschikkingsnummer [beschikkingsnummer] ).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2022 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende, [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] .

1.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • draagt de inspecteur op binnen een termijn van zes weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 31,68;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 aan haar vergoedt.

2.Gronden

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat belanghebbende ten behoeve van de werkneemster [A] recht heeft op loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer. Ter zitting is gebleken dat de inspecteur het loonkostenvoordeel niet kan vaststellen zonder nadere gegevens van het UWV. De rechtbank acht zich daarom redelijkerwijs niet in staat het bedrag van de beschikking vast te stellen. De rechtbank heeft om deze reden de inspecteur opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. [1] Partijen hebben daarmee ter zitting ingestemd. Partijen zijn het er verder over eens dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 aan haar zal vergoeden. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.
2.2.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond verklaard.
2.3.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op reiskosten voor een bedrag van € 31,68 op basis van openbaar vervoer 2e klasse. Belanghebbende heeft bewijs van de kosten bijgevoegd. De inspecteur wordt veroordeeld de reiskosten tot het gevraagde bedrag te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier, op 13 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.