ECLI:NL:RBZWB:2022:256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
BRE-21_3865
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake schenkbelasting door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot een aanslag schenkbelasting. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die bevoegd is om het beroep te behandelen. De uitspraak op bezwaar dateert van 8 juli 2021, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 19 augustus 2021. Het beroepschrift is echter pas op 24 augustus 2021 digitaal ingediend, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift dwingend is en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende heeft aangevoerd dat hij na ontvangst van de uitspraak op bezwaar dacht dat hij niets meer kon doen en pas na advies van zijn zus in beroep is gegaan. De rechtbank oordeelt echter dat deze redenen niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Er zijn geen omstandigheden vastgesteld die erop wijzen dat de belanghebbende redelijkerwijs niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en openbaar gemaakt op 25 januari 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/3865
uitspraak van 25 januari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag schenkbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] bij de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden naar deze rechtbank omdat deze rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 8 juli 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 19 augustus 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 24 augustus 2021 digitaal ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij na ontvangst van de uitspraak op bezwaar dacht dat hij hier niets meer aan kon doen en dat deze definitief was. Pas na een gesprek met zijn zus werd hem geadviseerd in beroep te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de overschrijding niet verschoonbaar maken. Dat belanghebbende pas na het advies van zijn zus beroep heeft ingesteld, is onvoldoende om te oordelen dat belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen. Er zijn geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 25 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.