Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
3.Proceskostenvergoeding
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd naar aanleiding van de registratie van zijn Audi A4 2.0 TFSI Quattro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de Bpm had vastgesteld op basis van een hogere CO2-uitstoot dan door de belanghebbende was opgegeven, en dat de inspecteur daarbij de gegevens van het Duitse kentekenbewijs had gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht de CO2-uitstoot had vastgesteld op 243 gr/km en dat de historische nieuwprijs van de auto op € 70.938 moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, omdat deze niet aannemelijk had gemaakt dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen rekening gehouden kon worden met een waardevermindering wegens schade, omdat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem gestelde schade.