Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
Rechtsmiddel
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 1.863, die was opgelegd op basis van een taxatie van het motorrijtuig. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de inspecteur zijn standpunt voldoende had onderbouwd en dat de hertaxateur niet ondeskundig of niet-objectief was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van schade die in mindering moest worden gebracht op de handelsinkoopwaarde van de auto. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat normale gebruiksschade niet in aanmerking kan worden genomen en dat de bewijslast voor de schade bij de belanghebbende ligt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd en dat het bezwaar van de belanghebbende ongegrond was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.