Op 10 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een inbraak bij een juwelier in Breda. De verdachte is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf voor zijn rol in de inbraak, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid sieraden en horloges is weggenomen. Tijdens het onderzoek zijn er drie bloedsporen aangetroffen bij de vitrines van de juwelier, waarvan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft vastgesteld dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat het DNA in de sporen overeenkomt met dat van een ander, niet zijnde een aanverwant, is kleiner dan één op één miljard. De verdachte heeft zich tijdens het verhoor op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de plaats delict.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de inbraak, maar de rechtbank oordeelt dat de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte en de bloedsporen, wettig en overtuigend bewijs leveren voor zijn schuld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor de juwelier, die aanzienlijke schade heeft geleden.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de ernst van de inbraak en de impact op de samenleving in overweging genomen. De verdachte heeft geen verantwoording afgelegd voor zijn daden en heeft een strafblad opgebouwd. Gezien de omstandigheden en de ernst van het feit, heeft de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, evenals de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen die bij de inbraak zijn gebruikt.