ECLI:NL:RBZWB:2022:2520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
02-192970-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak bij juwelier met DNA-bewijs

Op 10 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een inbraak bij een juwelier in Breda. De verdachte is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf voor zijn rol in de inbraak, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid sieraden en horloges is weggenomen. Tijdens het onderzoek zijn er drie bloedsporen aangetroffen bij de vitrines van de juwelier, waarvan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft vastgesteld dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat het DNA in de sporen overeenkomt met dat van een ander, niet zijnde een aanverwant, is kleiner dan één op één miljard. De verdachte heeft zich tijdens het verhoor op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de plaats delict.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de inbraak, maar de rechtbank oordeelt dat de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte en de bloedsporen, wettig en overtuigend bewijs leveren voor zijn schuld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor de juwelier, die aanzienlijke schade heeft geleden.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de ernst van de inbraak en de impact op de samenleving in overweging genomen. De verdachte heeft geen verantwoording afgelegd voor zijn daden en heeft een strafblad opgebouwd. Gezien de omstandigheden en de ernst van het feit, heeft de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, evenals de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen die bij de inbraak zijn gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-192970-21
vonnis van de meervoudige kamer van 10 mei 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1998 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 april 2022. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met een ander, een inbraak heeft gepleegd bij een juwelier en daarbij een grote hoeveelheid sieraden, horloges en cosmetica heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde inbraak bij [Naam] Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de stills in het dossier, de aangetroffen bloedsporen en de link naar verdachte op basis van die bloedsporen en het onderzoek van het NFI. Van verdachte mag onder die omstandigheden een verklaring verwacht worden voor het aantreffen van zijn DNA, welke verklaring hij echter niet heeft gegeven.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft bij de politie ontkend betrokken te zijn geweest bij deze inbraak en zich voor het overige op zijn zwijgrecht beroepen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging bij [Naam] in Breda door middel van braak. Daarbij werden onder meer horloges en sieraden van de displays en uit de etalage ontvreemd. Bij één van de vitrines en op een display werden drie bloedsporen aangetroffen waarvan het NFI later heeft vastgesteld dat het celmateriaal in deze bloedsporen afkomstig kan zijn van verdachte en dat de matchkans dat het DNA in de sporen overeenkomt met DNA van een ander dan verdachte, niet zijnde een aanverwant, kleiner dan één op één miljard is. Verdachte is hiermee geconfronteerd door de politie. In reactie daarop heeft verdachte een beroep gedaan op zijn zwijgrecht, waarmee hij dus geen aannemelijke verklaring heeft gegeven of heeft willen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA bij de vitrines en op een display. Deze zwijgende houding van verdachte kan weliswaar niet tot het bewijs bijdragen, echter de rechtbank betrekt dit wel bij haar overweging dat het verdachte is geweest die heeft deelgenomen aan deze inbraak bij genoemde juwelier, gelijk ook de officier van justitie heeft gedaan onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2018:1767.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een ander, een grote hoeveelheid sieraden en horloges en cosmetica, die geheel aan [Naam] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn onbekend gebleven mededader hebben zich schuldig gemaakt aan een inbraak bij [Naam] in Breda. Met een krik hebben zij een rolluik omhoog geschoven waarna zij de glazen toegangsdeur hebben ingeslagen. Eenmaal in de winkel hebben zij een enorme ravage aangericht waarbij zij 18 van de 20 vitrines hebben kapotgeslagen, de vitrines vervolgens hebben leeggeroofd waarna zij met hun aanzienlijke buit zijn vertrokken. De juwelier is met een zeer omvangrijke schade blijven zitten. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om de gevolgen voor de winkelier.
Dergelijke feiten veroorzaken ook grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Daarom tilt de rechtbank zwaar aan dit soort feiten.
Het lijkt erop dat verdachte en zijn mededader deze inbraak goed hebben voorbereid. Op de ter plaatse aangetroffen krik was het serienummer weggeslepen, hetgeen voorkomt dat de herkomst of de eigenaar ervan op enigerlei wijze achterhaald kan worden.
Verdachte heeft niets willen verklaren bij de politie en heeft ook niet de moeite genomen om naar de zitting te komen en daar verantwoording af te leggen voor zijn criminele gedrag.
Bij gebrek aan een verklaring van verdachte houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Bij de beoordeling van de soort en de hoogte van de strafmaat heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte inmiddels in korte tijd een flink strafblad aan het opbouwen is, hetgeen zorgelijk is te noemen. Verdachte heeft enige tijd onder reclasseringstoezicht gestaan. Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat hij telefonisch contact heeft gehad met de reclassering. Uit dat contact is hem gebleken dat verdachte geen dagbesteding, geen werk en geen inkomsten heeft en bij zijn ouders woont. De reclassering ziet geen interventiemogelijkheden bij verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank, net als de officier van justitie, aansluiting gezocht bij straffen die plegen te worden opgelegd voor een ramkraak en het oriëntatiepunt daarvoor, zoals dat is vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), nu het door verdachte begane strafbare feit qua karakter en gezien de enorme ravage die is aangericht, bij die omschrijving past.
De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu verdachte na de datum van het bewezenverklaarde feit onder meer tot een tweetal gevangenisstraffen voor woninginbraken is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Niet vastgesteld is kunnen worden aan wie deze voorwerpen toebehoren. Gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
Beslag
-
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een schroevendraaier (beslagnummer PL2000-2020202103-2226284) en een krik (PL2000-2020202103-2226296).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 mei 2022.