ECLI:NL:RBZWB:2022:2468

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8961
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om terug te komen op een eerder besluit inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft eiser, geboren op 21 april 1993, in januari 2011 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke aanvraag op 22 maart 2011 werd afgewezen. Eiser heeft in februari 2020 opnieuw een uitkering aangevraagd, wat door het UWV werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. Het UWV heeft het verzoek afgewezen, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn besluiten van 27 februari 2020 en 17 september 2020 terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op het besluit van 22 maart 2011. Eiser heeft aangevoerd dat er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar de rechtbank oordeelt dat de overgelegde informatie van de psycholoog niet voldoende is om aan te tonen dat er op de relevante momenten sprake was van beperkingen die een Wajong-uitkering rechtvaardigen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het UWV op goede gronden heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere afwijzing van de Wajong-aanvraag kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8961 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 27 februari 2020 (primaire besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat niet wordt teruggekomen op het besluit van 22 maart 2011.
In het besluit van 17 september 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 22 maart 2022. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en namens het UWV [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser, geboren op 21 april 1993, heeft in januari 2011 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Deze aanvraag is met het besluit van 22 maart 2011 afgewezen.
In februari 2020 vraagt eiser opnieuw een uitkering aan.
Het UWV heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 22 maart 2011 en als een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Met het primaire besluit is het verzoek afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het UWV op goede gronden heeft geweigerd terug te komen op het besluit van 22 maart 2011 en terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat er redenen zijn om terug te komen op het eerdere besluit. Verder heeft eiser aangevoerd dat er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid wegens dezelfde ziekte-oorzaak. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser in beroep een overzicht van zijn ontwikkeling tussen 2006 en 2020 overgelegd.
Standpunt UWV
4. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, dan wel dat er sprake is van toegenomen beperkingen wegens dezelfde ziekte-oorzaak. Het overzicht dat eiser heeft overgelegd in beroep, was ook al in bezwaar overgelegd.
Beoordeling rechtbank
5. Het gaat in deze zaak om een afwijzing van een verzoek om terug te komen op een eerder besluit. Het UWV heeft in lijn met de vaste rechtspraak [1] beoordeeld of op basis van de beschikbare informatie op het besluit van 22 maart 2011 moet worden teruggekomen, of er binnen 5 jaar sprake is van toegenomen klachten ten gevolge van dezelfde ziekte-oorzaak en of er aanleiding bestaat om voor de toekomst een uitkering toe te kennen.
6. Aan het bestreden besluit ligt een beoordeling door een primaire verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
De primaire verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat uit de overgelegde informatie blijkt dat er sprake is van nieuwe medische problematiek, maar dat deze problematiek niet aanwezig was op het moment van de eerdere beoordeling
.Verder heeft de primaire verzekeringsarts gerapporteerd dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekte-oorzaak binnen 5 jaar na de eerdere beoordeling.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat bij het bereiken van het 18e levensjaar er sprake was van het syndroom van asperger. Deze problematiek heeft niet geleid tot toegenomen beperkingen. Er is later weliswaar een PTSS-beeld ontstaan, maar dit is niet het gevolg van asperger, er is dan ook geen sprake van causaliteit. De eerste dag waarop er sprake is van PTSS kan in 2016 worden gelegd. Er is dan ook geen sprake van een nieuw feit ten opzichte van de beoordeling in 2011. De verzekeringsarts b&b is van mening dat niet afgeweken hoeft te worden van het oordeel van de primaire verzekeringsarts.
7. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft eiser informatie van zijn psycholoog overgelegd. Hoewel dit nieuwe informatie betreft, is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de informatie ook betrekking heeft op de periode van 21 april 2010 tot en met 21 april 2011, de datum waarop eiser 17 respectievelijk 18 jaar oud was.
De rechtbank overweegt dat uit de informatie van de psycholoog van 24 januari 2020 blijkt dat eisers klachten zijn ontstaan in april 2019, nadat het misbruik aan het licht was gekomen. De psycholoog heeft weliswaar in haar e-mailbericht van 2 maart 2020 gesteld dat eiser in de periode van 2005 tot 2009 een trauma heeft opgelopen en in die jaren en de jaren erna klachten heeft ontwikkeld die achteraf gezien passen bij een PTSS, maar hieruit blijkt niet dat er op het 17e of 18e jaar al beperkingen aangenomen moeten worden in verband met een PTSS. Het gegeven dat er in 2016 een stoornis is vastgesteld die uiteindelijk terug te brengen is op een trauma opgelopen in de periode van 2005 tot 2009, betekent niet zondermeer dat er al op het 17e of 18e jaar sprake was van een stoornis of dat er een andere diagnose is gemist.
8. Verder is van belang dat eiser in maart en april 2011, dus net voor zijn 18e verjaardag, is gezien door twee klinisch psychologen van [naam bedrijf] . Eiser is destijds uitgebreid onderzocht met als specifieke onderzoeksvraag of er sprake is van een angst- en/of stemmingsstoornis. Eiser heeft tijdens dit onderzoek zijn klachten kenbaar gemaakt, waaronder zijn stemmingsproblemen en angstklachten. Ook heeft hij zijn suïcidale gedachten besproken. De klachten die zouden kunnen passen bij een PTTS waren dus bekend bij de psychologen van [naam bedrijf] . Ook hebben de psychologen uitgebreid met de moeder van eiser gesproken en is bij de beoordeling een ontwikkelingsanamnese betrokken die door de ouders van eiser was ingevuld. Ondanks de specifieke onderzoeksvraag en het uitgebreide onderzoek zijn de psychologen niet tot de conclusie gekomen dat er bij eiser sprake was van een depressieve stoornis of een angststoornis, zoals PTSS. Gelet op dit onderzoek, dat in tijd gelegen zeer kort bij de beoordelingsdatum ligt, is de rechtbank van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft gesteld dat er geen sprake is van een nieuw feit dat ziet op de datum dat eiser 17 en 18 jaar oud was. Dit betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd terug te komen op het besluit van 22 maart 2011.
9. De rechtbank overweegt voorts dat, omdat op basis van de beschikbare medische informatie niet blijkt dat de beperkingen die in 2011 zijn aangenomen onjuist zijn, het UWV terecht geen aanleiding heeft gezien om voor de toekomst terug te komen van het besluit van 22 maart 2011.
10. Uit het voorgaande volgt ook dat niet aangenomen kan worden dat er bij eiser op zijn 17e of 18e jaar sprake was van een depressieve stoornis of een angststoornis (zoals PTSS). De beperkingen die voor eiser op zijn 17e en 18e jaar worden aangenomen, moeten daarom alle gerelateerd worden aan het syndroom van asperger. Als eiser binnen 5 jaar ten gevolge van deze oorzaak toegenomen beperkingen krijgt, kan er mogelijk sprake zijn van het alsnog per een latere datum toekennen van een Wajong-uitkering. Niet in geschil is dat de toegenomen beperkingen die eiser ervaart niet terug te brengen zijn op het syndroom van asperger. Dit betekent dat de toegenomen klachten en beperkingen die in 2016 zijn opgetreden ten gevolge van de PTSS, niet kunnen leiden tot het alsnog toekennen van een Wajonguitkering. In 2016 was eiser ook niet verzekerd voor de Wajong zodat hij ook niet na een wachttijd van 52 weken in aanmerking kan komen voor een Wajong-uitkering.
11. Omdat geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische beoordeling, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige om advies te vragen. Het verzoek van eiser om een deskundige in te schakelen wordt daarom afgewezen.
12. In dat wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
13. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 3 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.