Uitspraak
verder te noemen verzoeker.
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
Kamerstukken II1999/00, 26 855, nr. 3, p. 66) staat in dit kader dat een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding, dus ook nog na afloop van de behandeling, tot het moment dat de beslissing is gegeven. Het is namelijk zeer wel mogelijk dat feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden pas blijken na afloop van de behandeling. Verzoeker heeft zijn verzoek echter gegrond op ervaringen met de rechter uit het verleden. Hij heeft geen nadere feiten en omstandigheden aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd die zich hebben voorgedaan tijdens of na afloop van de behandeling van de zaak. Verzoeker heeft daarmee ook geen verschoonbare redenen aangevoerd waarom pas acht dagen na de mondelinge behandeling door hem een wrakingsverzoek is ingediend. Bovendien is verzoeker reeds op 1 maart 2022 via de oproepbrief voor de mondelinge behandeling geïnformeerd dat mr. Dijkman de behandelend rechter zal zijn. Al op dat moment was hij bekend met de feiten en/of omstandigheden waarin hij nu aanleiding heeft gezien om een verzoek tot wraking in te dienen. Verzoeker heeft zodoende ruimschoots de tijd gehad om reeds eerder in de procedure zijn verzoek tot wraking in te dienen, maar hiertoe is hij niet over gegaan. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat verzoeker te laat is met indiening van zijn wrakingsverzoek, nu het verzoek niet is gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Van bijzondere feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen is niet gebleken.