ECLI:NL:RBZWB:2022:2424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
C/02/396837 / HARK 22-85
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in civiele procedure afgewezen wegens te late indiening

Op 3 mei 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. [voorletter(s)] Dijkman, de behandelend rechter in een civiele procedure met kenmerk C/02/358284 / FA RK 19-2327. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 20 april 2022, acht dagen na de mondelinge behandeling die op 12 april 2022 had plaatsgevonden. De verzoeker baseerde zijn wrakingsverzoek op ervaringen met de rechter uit het verleden, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend. Volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn. De verzoeker was al op 1 maart 2022 geïnformeerd dat mr. Dijkman de behandelend rechter zou zijn, en had dus voldoende tijd om zijn verzoek eerder in te dienen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. Daarom werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Wrakingskamer
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/396837 / HA RK 22-85
Beslissing van 3 mei 2022 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker] ,wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met zaaknummer C/02/358284 / FA RK 19-2327;
- het wrakingsverzoek van verzoeker, gestuurd per e-mailbericht van 20 april 2022;
- het e-mailbericht van de rechter van 21 april 2022.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletter(s)] Dijkman, hierna te noemen de rechter, als behandelend rechter van de zaak met kenmerk C/02/358284 / FA RK 19-2327.
2.2
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelt, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Voordat tot inhoudelijke behandeling van het verzoek kan worden overgegaan dient te worden beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Voor de indiening van het verzoek tot wraking geldt ingevolge het eerste lid van artikel 37 Rv dat dit verzoek moet worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden.
3.3
De mondelinge behandeling in de procedure met kenmerk FA RK 19-2327 heeft plaatsgevonden op 12 april 2022. Verzoeker heeft echter zijn verzoek tot wraking pas op 20 april 2022 ingediend, zijnde acht dagen na die mondelinge behandeling. In de wetsgeschiedenis van artikel 37, eerste lid, Rv (MvT,
Kamerstukken II1999/00, 26 855, nr. 3, p. 66) staat in dit kader dat een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding, dus ook nog na afloop van de behandeling, tot het moment dat de beslissing is gegeven. Het is namelijk zeer wel mogelijk dat feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden pas blijken na afloop van de behandeling. Verzoeker heeft zijn verzoek echter gegrond op ervaringen met de rechter uit het verleden. Hij heeft geen nadere feiten en omstandigheden aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd die zich hebben voorgedaan tijdens of na afloop van de behandeling van de zaak. Verzoeker heeft daarmee ook geen verschoonbare redenen aangevoerd waarom pas acht dagen na de mondelinge behandeling door hem een wrakingsverzoek is ingediend. Bovendien is verzoeker reeds op 1 maart 2022 via de oproepbrief voor de mondelinge behandeling geïnformeerd dat mr. Dijkman de behandelend rechter zal zijn. Al op dat moment was hij bekend met de feiten en/of omstandigheden waarin hij nu aanleiding heeft gezien om een verzoek tot wraking in te dienen. Verzoeker heeft zodoende ruimschoots de tijd gehad om reeds eerder in de procedure zijn verzoek tot wraking in te dienen, maar hiertoe is hij niet over gegaan. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat verzoeker te laat is met indiening van zijn wrakingsverzoek, nu het verzoek niet is gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Van bijzondere feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen is niet gebleken.
3.4
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer van de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 3 mei 2022 door mrs. M.J.L. Holierhoek, E.K. van der Lende-Mulder Smit en B.J. Duinhof, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
KG
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen