ECLI:NL:RBZWB:2022:242

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
BRE-21_880
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn en besloot de aanslag ambtshalve gedeeltelijk te verminderen. De rechtbank heeft beide beslissingen van de inspecteur beoordeeld.

De rechtbank constateerde dat de aanslag een dagtekening had van 11 oktober 2019 en dat het bezwaarschrift pas op 21 januari 2020 was ontvangen. Dit betekent dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en eindigde op 22 november 2019. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke bepalingen omtrent bezwaartermijnen dwingend zijn en dat er geen redenen waren aangevoerd door de belanghebbende die konden leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarom werd het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Wat betreft de ambtshalve beslissing van de inspecteur, oordeelde de rechtbank dat belanghebbende eerst bezwaar moest maken voordat beroep kon worden ingesteld, tenzij partijen instemden met rechtstreeks beroep. De rechtbank had belanghebbende gevraagd of zij hiermee instemde, maar er was geen reactie ontvangen. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende niet de intentie had om de bezwaarfase over te slaan en dat het beroepschrift met betrekking tot de ambtshalve beslissing doorgezonden moest worden naar de inspecteur als een bezwaarschrift. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond en het beroep tegen de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk.

De rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling op te leggen. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/880
uitspraak van 25 januari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Motivering

1.1.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.66.01. De inspecteur heeft twee beslissingen genomen naar aanleiding van dit bezwaar. Ten eerste is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ten tweede heeft de inspecteur besloten om de aanslag ambtshalve gedeeltelijk te verminderen (hierna: de ambtshalve beslissing).
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen een beroepschrift ingediend. De rechtbank gaat op beide beslissingen in.
Niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar
1.3.
De aanslag heeft als dagtekening 11 oktober 2019. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
1.4.
De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 22 november 2019. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
1.5.
Het bezwaarschrift is op 21 januari 2020 bij de inspecteur ontvangen. Het bezwaarschrift is daarom niet tijdig ingediend.
1.6.
De wetsartikelen over bezwaartermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
1.7.
Belanghebbende heeft in haar beroepschrift geen redenen aangevoerd op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het bezwaar tegen de aanslag is dan ook, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is in zoverre kennelijk ongegrond.
Ambtshalve beslissing
1.8.
Tegen de ambtshalve beslissing moet als uitgangspunt eerst bezwaar worden gemaakt voordat beroep kan worden ingesteld. Dit is anders indien partijen instemmen met rechtstreeks beroep.
1.9.
De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 1 juni 2021 gevraagd of zij hier mee instemt. De enveloppe waarin deze brief is verzonden is ongeopend bij de griffie terug ontvangen. De brief was verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. Daarop is de brief op 14 juni 2021 per gewone post verzonden naar het in de basisregistratie persoonsgegevens opgenomen adres. Bij aangetekende brief van 6 juli 2021 is dit nogmaals gevraagd. Belanghebbende heeft niet erop gereageerd.
1.10.
Gelet op het voorgaande kan niet worden aangenomen dat belanghebbende de bezwaarfase wenst over te slaan. Het beroepschrift moet daarom voor zover het betrekking heeft op de ambtshalve beslissing worden doorgezonden naar de inspecteur zodat deze het in behandeling kan nemen als een bezwaarschrift. De mededeling aan belanghebbende is hierbij gegeven. De feitelijke doorzending van het beroepschrift zal achterwege blijven, omdat de inspecteur reeds over dit beroepschrift beschikt. Het beroep is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.
1.11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op het beroepschrift in behandeling te nemen als een bezwaarschrift tegen de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 25 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.