ECLI:NL:RBZWB:2022:2398

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
C/02/390575 / FA RK 21-4753
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in echtscheidingsverzoek door niet tijdige betekening aan de andere echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding. De vrouw had op 8 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend, maar de betekening aan de man vond pas plaats op 8 november 2021, wat vier weken na indiening was. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot echtscheiding, omdat zij niet voldeed aan de wettelijke vereisten van artikel 816 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel vereist dat het verzoekschrift binnen veertien dagen na indiening aan de andere echtgenoot moet worden betekend. De rechtbank stelde vast dat de vrouw ook niet voldeed aan de aanvullende termijn van vier weken voor het indienen van het originele betekeningsexploot, zoals voorgeschreven in het Procesreglement Scheiding. De rechtbank overwoog dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid van toepassing was, ook al was de man niet verschenen in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de vrouw geen klemmende redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding en dat het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor niet op andere wijze was gewaarborgd. De vrouw werd in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om een nieuw verzoekschrift in te dienen met inachtneming van de geldende termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/390575 / FA RK 21-4753
Beschikking d.d. 29 april 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[naam] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, gevestigd te Vlissingen,
tegen
[naam] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 8 oktober 2021;
- het betekeningsexploot;
- het F9-formulier d.d. 16 november 2021 van mr. Schijvenaars;
- het F9-formulier d.d. 4 maart 2022 van mr. Schijvenaars.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 8 oktober 2021, heeft de vrouw de rechtbank verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
2.2.
Een afschrift van het verzoekschrift is op 8 november 2021 aan de man betekend.
2.3.
De griffie heeft de ontvangst van het verzoekschrift van de vrouw bevestigd. Via het elektronisch familiejournaal is aan de vrouw bericht dat het originele betekeningsexploot uiterlijk op 5 november 2021 ter griffie moet zijn overgelegd.
2.4.
De vrouw heeft bij F9-formulier het originele betekeningsexploot bij de rechtbank ingediend. Het formulier vermeldt als datum van indiening 11 november 2021, maar is ter griffie voor ontvangst gestempeld op 18 november 2021.
2.5.
De man is in de procedure niet verschenen.

3.De beoordeling

Relevante wetsartikelen
3.1.
Op grond van artikel 1:150 BW wordt een echtscheiding tussen echtgenoten die niet van tafel en bed zijn gescheiden, uitgesproken op verzoek van één der echtgenoten of op hun gemeenschappelijk verzoek. In het geval van een eenzijdig verzoek, worden in artikel 816 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) nadere voorschriften gegeven die na indiening van het verzoekschrift moeten worden nageleefd.
Het eerste lid van artikel 816 Rv luidt als volgt:
“Betreft het een verzoek van één der echtgenoten, dan doet de verzoeker binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in het exploit vermeld tijdstip kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel te dier zake verzoeken. Het exploit vermeldt dat een en ander slechts kan geschieden door een advocaat. Het originele exploit moet ter griffie worden ingediend.”
Het derde lid van artikel 816 Rv luidt als volgt:
“Indien het bepaalde in lid 1 of lid 2 niet in acht is genomen of indien het exploit anderszins lijdt aan een gebrek, zijn de artikelen 120 en 121 van overeenkomstige toepassing”.
Artikel 120 Rv bepaalt in lid 1 dat hetgeen in de desbetreffende afdeling is voorgeschreven op straffe van nietigheid in acht wordt genomen en in lid 2 dat een gebrek in een exploot dat nietigheid meebrengt, bij exploot, uitgebracht voor de roldatum, kan worden hersteld. Artikel 121 Rv bevat regels over de gevolgen van het niet-verschijnen van een verweerder ingeval het exploot aan een gebrek lijdt dat nietigheid meebrengt.
Procesreglement Scheiding
3.2.
Artikel 4.2 van het Procesreglement Scheiding (hierna: het procesreglement) bepaalt, voor zover thans van belang, dat het originele betekeningsexploot uiterlijk vier weken na de datum waarop het verzoekschrift strekkende tot scheiding werd ingeschreven, dient te worden overgelegd ter griffie. Indien hieraan niet wordt voldaan, wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, tenzij er sprake is van klemmende redenen die voor afloop van de termijn schriftelijk zijn meegedeeld.
3.3.
Het procesreglement bevat aldus een aanvulling op artikel 816 lid 1 Rv met betrekking tot de termijn waarop het betekeningsexploot ter griffie moet worden ingediend, namelijk vier weken na inschrijving van het inleidend verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
3.4.
De rechtbank stelt vast dat niet is voldaan aan het wettelijke vereiste van artikel 816 lid 1 Rv dat het verzoekschrift binnen veertien dagen aan de andere echtgenoot moet worden betekend. In dit geval heeft de vrouw eerst op 8 november 2021, dus 4 weken na indiening van het verzoek tot echtscheiding ter griffie, een afschrift van het verzoekschrift aan de man doen betekenen. Aldus te laat.
3.5.
Artikel 816 lid 3 bepaalt dat als het bepaalde in artikel 816 lid 1 Rv niet in acht is genomen, de artikelen 120 en 121 Rv van overeenkomstige toepassing zijn. Overeenkomstige toepassing van deze regels brengt mee dat een gebrek in een exploot waarmee een verzoek tot echtscheiding wordt betekend in beginsel kan worden hersteld. De artikelen 120 en 121 Rv lenen zich echter niet voor overeenkomstige toepassing als, zoals hier, het exploot niet tijdig is uitgebracht. Herstel van een termijnoverschrijding is immers niet mogelijk.
3.6.
Betekening van het eenzijdige verzoekschrift tot echtscheiding aan de andere echtgenoot is door de wetgever in artikel 816 lid 1 Rv geformuleerd als een ontvankelijkheidsvereiste. De niet tijdige betekening leidt er daarom in beginsel toe dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar echtscheidingsverzoek. Volgens de toelichting op het Procesreglement Scheiding volgt deze sanctie echter niet in het geval de verweerder niet in de procedure is verschenen en de verzoeker wel binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding het originele (en het verder geen gebreken bevattende) betekeningsexploot bij de rechtbank heeft ingediend.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat ook aan het vereiste van overleggen binnen 4 weken niet is voldaan. Wanneer het originele betekeningsexploot exact ter griffie is ontvangen is niet helemaal duidelijk (of op 11, of op 18 november 2021), maar vast staat dat dit in ieder geval na 5 november 2021 is geweest en dus buiten de termijn van 4 weken. De advocaat van de vrouw heeft hiervoor geen klemmende redenen aangevoerd.
3.8.
Tot slot is dan de vraag aan de orde of het fundamentele belang van het beginsel van hoor en wederhoor, dat artikel 816 lid 1 Rv beoogt te beschermen, op andere wijze is gewaarborgd. De rechtbank neemt daarbij de uitspraak van de HR van 1 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:481) in overweging. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze uitspraak voor de onderhavige zaak niet tot gevolg dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid geen toepassing kan vinden. Anders dan dat in die uitspraak het geval lijkt te zijn, heeft de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de man tijdig op de hoogte was van het feit dat er een verzoekschrift tot echtscheiding door de vrouw was ingediend. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de mogelijkheid dat de man niet in de procedure is verschenen omdat zijns inziens sprake was van niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek en het dus niet tot een inhoudelijke behandeling zou komen.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de vrouw in haar verzoek niet ontvankelijk verklaren. Er zal geen mondelinge behandeling worden bepaald nu er op grond van het procesreglement van wordt uitgegaan dat de vrouw geen prijs stelt op een mondelinge behandeling. De vrouw kan een nieuw verzoekschrift indienen met inachtneming van voornoemde termijnen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de vrouw niet ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Voorn, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.E. Knops-Pijper, op 29 april 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.