ECLI:NL:RBZWB:2022:2398
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in echtscheidingsverzoek door niet tijdige betekening aan de andere echtgenoot
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding. De vrouw had op 8 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend, maar de betekening aan de man vond pas plaats op 8 november 2021, wat vier weken na indiening was. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot echtscheiding, omdat zij niet voldeed aan de wettelijke vereisten van artikel 816 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel vereist dat het verzoekschrift binnen veertien dagen na indiening aan de andere echtgenoot moet worden betekend. De rechtbank stelde vast dat de vrouw ook niet voldeed aan de aanvullende termijn van vier weken voor het indienen van het originele betekeningsexploot, zoals voorgeschreven in het Procesreglement Scheiding. De rechtbank overwoog dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid van toepassing was, ook al was de man niet verschenen in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de vrouw geen klemmende redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding en dat het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor niet op andere wijze was gewaarborgd. De vrouw werd in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om een nieuw verzoekschrift in te dienen met inachtneming van de geldende termijnen.