ECLI:NL:RBZWB:2022:237

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
BRE-21_3169
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019. De belanghebbende was verplicht griffierecht te betalen van € 49, maar heeft dit niet gedaan. De griffier heeft de belanghebbende herhaaldelijk schriftelijk geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht, waaronder een aangetekende brief op 26 augustus 2021 en een tweede aangetekende brief op 24 oktober 2021, die beide ongeopend zijn terugontvangen. De laatste brief is op 12 november 2021 per gewone post verzonden, maar ook hierop is geen betaling ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is betaald en heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op 25 januari 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/3169

uitspraak van 25 januari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.96.01. Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 49. De griffier heeft belanghebbende daarover schriftelijk geïnformeerd.
De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 26 augustus 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De enveloppe waarin deze brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Deze brief is aangetekend verstuurd naar, bij het ontbreken van een adres in het beroepschrift, het bij de uitspraak op bezwaar genoemde adres. Uit de basisregistratie persoonsgegevens blijkt dat belanghebbende ingeschreven staat op een ander adres. Daarop is de brief op 24 oktober 2021 nogmaals aangetekend verzonden naar dat adres gestuurd. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. De enveloppe waarin deze is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen, met daarop de aantekening “niet afgehaald”. Daarop is de brief 12 november 2021 nogmaals per gewone post verzonden.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Het bericht van belanghebbende van 14 januari 2022 maakt dit niet anders, ook al omdat dit na de termijn voor het betalen van het griffierecht is ontvangen.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 25 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.