ECLI:NL:RBZWB:2022:2368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB- 22_345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid bestuursrechter bij verzoek om nadeelcompensatie na gemeentelijke werkzaamheden

Op 28 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had op 21 januari 2022 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college met betrekking tot haar verzoek om schadevergoeding voor geleden schade door gemeentelijke werkzaamheden. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en besloten om geen zitting te houden, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Breda ten tijde van de aanvraag geen nadeelcompensatieverordening had en dat er geen beleidsregels over nadeelcompensatie waren gepubliceerd. Eiseres had in een e-mail op 2 juli 2021 aangegeven dat haar verzoek ook betrekking had op nadeelcompensatie, maar de rechtbank oordeelde dat tegen feitelijke handelingen geen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Dit leidde tot de conclusie dat de bestuursrechter niet bevoegd was om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het verzoek om nadeelcompensatie.

De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en heeft het griffierecht teruggestort. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/345 WET

uitspraak van 28 april 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 21 januari 2022 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft het college op 23 februari 2021 verzocht om schadevergoeding voor schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van werkzaamheden die door de gemeente zijn uitgevoerd in de buurt van haar woning aan de [adres] te [plaatsnaam] .
In een e-mailbericht van 2 juli 2021 heeft eiseres medegedeeld aan het college dat het verzoek van 23 februari 2021 ook zag op nadeelcompensatie.
Op 18 juli 2021 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op dat verzoek om nadeelcompensatie.
In een uitspraak van 30 november 2021 [1] heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat eiseres pas op 2 juli 2021 een verzoek om nadeelcompensatie heeft ingediend, dus na de ingebrekestelling van 22 april 2021.
Bij brief van 2 december 2021 heeft eiseres het college opnieuw in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op het verzoek om nadeelcompensatie en op 20 januari 2022 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op dat verzoek.
Bevoegdheid bestuursrechter
2. In deze zaak dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de bestuursrechter bevoegd is om kennis te nemen van het beroep.
3. Nadeelcompensatie is een vergoeding voor (onevenredige) schade als gevolg van rechtmatig publiekrechtelijk handelen door de overheid. Beroep bij de bestuursrechter tegen een beslissing op een verzoek tot nadeelcompensatie is alleen mogelijk: [2]
  • als het verzoek is gebaseerd op een wettelijke grondslag of gepubliceerde beleidsregels;
  • als het geleden nadeel het gevolg is van een besluit in de zin van artikel 1.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In alle andere gevallen is de burgerlijk rechter bevoegd.
4. De rechtbank stelt vast dat de gemeente Breda ten tijde van de aanvraag op 2 juli 2021 geen nadeelcompensatieverordening had. Het college heeft geen beleidregels over nadeelcompensatie gepubliceerd.
5. Volgens het college zijn in de door eiseres genoemde periode in haar straat de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
  • vervanging waterleiding in opdracht van Brabant Water;
  • aanleg glasvezelkabel in opdracht van KPN;
  • werkzaamheden openbare ruimte Nelson Mandelaplein in opdracht van de gemeente;
  • vervanging riolering in opdracht van de gemeente.
Het college stelt dat aan deze feitelijke werkzaamheden geen besluiten of vergunningen ten grondslag hebben gelegen.
6. De rechtbank stelt vast dat in opdracht van de gemeente rioolwerkzaamheden en werkzaamheden in de openbare ruimte hebben plaatsgevonden, waar geen besluiten (bijvoorbeeld omgevingsvergunningen) aan ten grondslag lagen. Eiseres heeft ook niet gesteld dat daar wel besluiten in de zin van artikel 1.3 van de Awb aan ten grondslag liggen of zouden moeten liggen. Tegen feitelijke handelingen staat geen beroep open bij de bestuursrechter.
7. Dit betekent dat ook tegen de beslissing van het college op het verzoek om financiële compensatie van geleden nadeel door die werkzaamheden, geen beroep bij de bestuursrechter open staat.
8. En dat betekent dat de bestuursrechter ook niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het verzoek om nadeelcompensatie.
De rechtbank zal zichzelf daarom onbevoegd verklaren en het griffierecht terugstorten.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 28 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

2.ABRvS 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2040, r.o. 23.