ECLI:NL:RBZWB:2022:2295
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak in Waalwijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een appartement in Waalwijk. De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk had de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 295.000,00. De belanghebbende, eigenaar van het appartement, maakte bezwaar tegen deze vaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 253.000,00 zou moeten zijn. In de uitspraak op bezwaar van 23 juli 2020 verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 18 maart 2022, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door een taxateur. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt door middel van een matrix waarin de waarde van de woning en de vergelijkingsobjecten zijn opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de gebruikte indexcijfers van Vastgoedpro voor de waardestijging adequaat waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de WOZ-waarde van € 295.000,00 niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.