ECLI:NL:RBZWB:2022:2215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
BRE-21_3110
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De heffingsambtenaar had in een brief van 17 november 2021 aangegeven dat de naheffingsaanslag niet in stand kon blijven en dat deze vernietigd moest worden. Tevens werd medegedeeld dat het griffierecht vergoed zou worden. De belanghebbende heeft op 18 oktober 2021 per e-mail aangegeven akkoord te gaan met het compromis en het beroep in te trekken.

De rechtbank constateerde dat er geen geschil meer bestond tussen partijen over de vernietiging van de naheffingsaanslag. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de uitspraak op bezwaar als de naheffingsaanslag. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, zoals vermeld in de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/3110
uitspraak van 22 april 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda,

de heffingsambtenaar.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].
Bij brief van 17 november 2021 heeft de heffingsambtenaar zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven en dat deze naheffingsaanslag vernietigd moet worden. De heffingsambtenaar heeft daarbij aangegeven dat het griffierecht vergoed wordt. De heffingsambtenaar heeft via een e-mail belanghebbende hiervan op de hoogte gebracht en verzocht of belanghebbende akkoord gaat met dit compromis. Belanghebbende heeft bij e-mail van 18 oktober 2021 de heffingsambtenaar meegedeeld akkoord te gaan met het compromis en aangegeven het beroep bij de rechtbank in te zullen trekken.
Bij brief van 19 november 2021 heeft de griffier belanghebbende verzocht aan te geven of deze het beroep wenst in te trekken. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 5 januari 2022. Volgens gegevens van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door belanghebbende aangegeven adres. Er is van belanghebbende geen reactie ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet meer in geschil is dat de naheffingsaanslag vernietigd moet worden. De rechtbank beslist daarom dienovereenkomstig. Het beroep is daarmee kennelijk gegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.