ECLI:NL:RBZWB:2022:2214

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
BRE-21_5159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens verzuim in indienen beroepschrift

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21_5159, waarbij het beroep van de belastingplichtige, vertegenwoordigd door een gesteld gemachtigde, niet-ontvankelijk is verklaard. De zaak betreft een beroepschrift tegen een uitspraak op bezwaar tegen een aanslag watersysteemheffing. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift niet vergezeld ging van een uittreksel uit het handelsregister, wat vereist was omdat de belastingplichtige een niet-natuurlijk persoon is. Dit gebrek aan documentatie werd aangemerkt als een verzuim volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier heeft de gesteld gemachtigde meerdere keren de kans gegeven om dit verzuim te herstellen, met een laatste termijn van twee weken na een aangetekende brief van 7 maart 2022. Ondanks deze waarschuwingen heeft de gesteld gemachtigde het verzuim niet hersteld. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van P. van der Hoeven als griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/5159
uitspraak van 22 april 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[gesteld gemachtigde] ,die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens
[belanghebbende],
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda,

de heffingsambtenaar.

Motivering

[gesteld gemachtigde] (hierna: de gesteld gemachtigde) heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen een aanslag watersysteemheffing, die is afgegeven ten aanzien van [belanghebbende] (hierna: de belastingplichtige).
Bij het beroepschrift is geen uittreksel uit het handelsregister meegestuurd. Dat had wel gemoeten, aangezien de belastingplichtige een niet-natuurlijk persoon is en niet beoordeeld kan worden of de afgegeven machtiging is afgegeven door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon. Dit betekent dat er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij brief van 29 november 2021 de kans gegeven dit verzuim te herstellen binnen vier weken na de datum van verzending van die brief.
Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brieven van 7 januari 2022 en 7 maart 2022 met een laatste termijn van twee weken. Deze brieven bevatten de waarschuwing dat indien het verzuim niet tijdig wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief van 7 maart 2022 afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
De gesteld gemachtigde heeft het verzuim niet hersteld binnen de gestelde termijn en heeft het verzuim nog altijd niet hersteld.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.