ECLI:NL:RBZWB:2022:215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
C/02/375578 / FA RK 20-4204
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag draagmoeder en adoptie van minderjarige geboren uit hoogtechnologisch draagmoederschap in Georgië

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2022 uitspraak gedaan over de verzoeken van de wensouders om de geboortegegevens van hun in Georgië geboren minderjarige vast te stellen, het gezag van de draagmoeder te beëindigen en de adoptie van de minderjarige door de wensouders uit te spreken. De wensouders, die al geruime tijd een kinderwens hadden, hebben via hoogtechnologisch draagmoederschap in Georgië een kind gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagmoeder, die de Georgische nationaliteit heeft, geen juridische band met de minderjarige heeft volgens het Nederlandse recht, omdat de geboorteakte in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft de wensouders als de biologische ouders van de minderjarige erkend en hun verzoeken toegewezen. De rechtbank heeft ook de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure, die heeft geadviseerd over de belangen van de minderjarige. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat het gezag van de draagmoeder wordt beëindigd en dat de wensouders als voogden worden benoemd. De adoptie is uitgesproken onder de voorwaarde dat de beslissing tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de geboorteakte van de minderjarige op te maken en in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaak-/rekestnummer: C/02/375578 / FA RK 20-4204
Zaak-/rekestnummer: C/02/379084 / FA RK 20-6044
beschikking d.d. 18 januari 2022
op de verzoeken in de zaak FA RK 20-4204 van
[wensmoeder], hierna te noemen de wensmoeder,
en
[wensvader], hierna te noemen de wensvader,
samen ook te noemen de wensouders,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.M. Schoots te Amsterdam,
en het (voorwaardelijk) verzoek in de zaak FA RK 20-6044 van
DE RAAD VOOR DE KINDERSCHERMING, regio Rotterdam-Dordrecht,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
betreffende de minderjarige
[minderjarige], geboren te Tbilisi, Georgië, op [geboortedag] 2020.
Als belanghebbenden in onderhavige zaken zijn aangemerkt:
[draagmoeder], hierna te noemen de draagmoeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Middelburg,
en voorts als belanghebbende bij het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage, hierna te noemen de abs.
In de zaak FA RK 20-4204 is op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de Raad betrokken om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank heeft in de zaak FA RK 20-4204 kennis genomen van de volgende
stukken:
- het op 5 augustus 2020 ontvangen verzoekschrift tot vaststelling geboortegegevens, tot verklaring voor recht ten aanzien van de erkenning, tot verkrijgen van het eenhoofdig gezag en tot het uitspreken van de adoptie, met bijlagen;
- de brief van 7 oktober 2020 van mr. Schoots met bijlagen, waaronder alle originele (gelegaliseerde) stukken uit Georgië;
- de brief van 21 september 2020 van de Raad;
- de brief van 12 oktober 2020 van de abs, ingekomen op 13 oktober 2020;
- het rapport en advies van de Raad van 9 december 2020; ingekomen op 14 december 2020;
- het op 13 april 2021 door mr. Schoots ingediende F9-formulier;
- de brief van 31 mei 2021 van mr. Schoots.
1.2.
De rechtbank heeft in de zaak FA RK 20-6044 kennis genomen van de volgende stukken:
- het op 16 november 2020 ontvangen (voorwaardelijk) verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder.
1.3.
De verzoeken in beide procedures zijn gezamenlijk mondeling behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank op 18 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen de wensouders bijgestaan door hun advocaat, een vertegenwoordigster van de GI en een vertegenwoordiger van de Raad.
De draagmoeder is zowel per aangetekende brief op het van haar bekende adres als per e-mail opgeroepen. Bij die brief is een (onvertaald) afschrift van het verzoekschrift met bijbehorende stukken gevoegd. In de (vertaalde) brief heeft de rechtbank aangegeven dat, indien de draagmoeder daarom verzoekt, een vertaling van de stukken zal worden toegestuurd. De draagmoeder is niet ter zitting verschenen of vertegenwoordigd en heeft evenmin op andere wijze contact met de rechtbank opgenomen.
1.4.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog de navolgende stukken ontvangen:
- de brief van 29 oktober 2021 van mr. Schoots, met daarbij gevoegd een gewijzigd verzoekschrift;
- het op 16 november 2021 door mr. Schoots ingediende F9-formulier, met aanvullende stukken.

2.De verzoeken en standpunten

In de zaak 20-4204
2.1.
De wensouders verzoeken, na schriftelijke wijziging van hun verzoeken, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de geboortegegevens van de minderjarige
primairals volgt vast te stellen:
naam: [wensnaam]
dag van geboorte: [geboortedag] 2020
plaats van geboorte: Tbilisi, Georgië
geslacht: mannelijk
dochter/zoon van:
moeder: [draagmoeder]
vader: -
danwelindien de naam van de minderjarige op de geboorteakte [minderjarige] [geslachtsnaam draagmoeder] dient te luiden, de geboortegegevens als volgt vast te stellen:
naam: [minderjarige] [geslachtsnaam draagmoeder]
dag van geboorte: [geboortedag] 2020
plaats van geboorte: Tbilisi, Georgië
geslacht: mannelijk
dochter/zoon van:
moeder: [draagmoeder]
vader: -
II. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage te gelasten de geboortegevens in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand;
III. de adoptie van de minderjarige door de wensouders uit te spreken en daarbij zijn voornamen en geslachtsnaam als volgt vast te stellen:
[wensnaam];
IV. te bepalen dat de man en de vrouw als juridisch ouders van de minderjarige samen belast zijn met het gezag over de minderjarige.
Ter onderbouwing van hun (gewijzigde) verzoeken hebben de wensouders, samengevat, het navolgende gesteld.
Zij hebben in Georgië een traject van hoogtechnologisch draagmoederschap doorlopen, nadat het hen op eigen kracht en met verschillende medische behandelingen niet was gelukt samen een kind te verwekken. De in Georgië geboren minderjarige stamt genetisch van hen af. Het traject in Georgië was met de nodige waarborgen omkleed. Er is een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld, er is een verklaring van de fertiliteitskliniek beschikbaar waarin wordt bevestigd dat het embryo genetisch afkomstig is van de wensouders en er heeft na de geboorte van de minderjarige nog een DNA-onderzoek plaatsgevonden waarin is bevestigd dat de wensouders de biologische ouders van de minderjarige zijn. De draagmoeder heeft verder een verklaring afgelegd waaruit blijkt dat zij geen enkele bemoeienis met de minderjarige wenst c.q. verlangt. Ook is informatie over de onstaansgeschiedenis in de toekomst beschikbaar voor de minderjarige.
Hoewel de geboorteakte van de minderjarige overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie in Georgië is opgemaakt, erkennen de wensouders dat deze geboorteakte in Nederland vanwege strijd met de openbare orde niet in de registers van de burgerlijke stand kan worden ingeschreven, omdat de draagmoeder daarin niet als moeder is vermeld. Dit had volgens art. 1:198 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (BW) wel gemoeten. Dit maakt dat registratie van de geboorteakte in de registers van de burgerlijke stand niet mogelijk is en dat de geboortegegevens van de minderjarige zullen moeten worden vastgesteld. De draagmoeder heeft naar Nederlands recht het eenhoofdig gezag over de minderjarige. De wensouders gingen er aanvankelijk vanuit dat de wensvader de minderjarige na de geboorte, met toestemming van de draagmoeder, heeft erkend, maar de wensouders zijn tijdens de mondelinge behandeling op dit standpunt teruggekomen. De minderjarige is het biologische kind van de wensouders en zij willen hem adopteren en het gezag over hem verkrijgen. De minderjarige wordt vanaf zijn geboorte door de wensouders verzorgd en opgevoed en de minderjarige heeft niets van de draagmoeder te verwachten. Daarnaast kiezen de wensouders voor de geslachtsnaam ‘ [wensnaam] ’ en willen zij dat de voornaam ‘ [wensnaam] ’ aan de naam van de minderjarige wordt toegevoegd. In Georgië was het niet mogelijk om meer dan twee voornamen te registreren.
2.2.
De abs heeft op 12 oktober 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt ten aanzien van de verzoeken zoals die op dat moment aan de rechtbank voorlagen. Kort gezegd komt dit standpunt, voor zover voor de (gewijzigde) verzoeken van belang, op het volgende neer. De geboorteakte van de minderjarige komt in Nederland niet in aanmerking voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand, omdat daarin de gegevens van de wensouders zijn opgenomen en niet de gegevens van de vrouw uit wie het kind is geboren. Bovendien is er vermoedelijk sprake van een herregistratie van de geboorteakte. Dit betekent dat de gestelde familierechtelijke betrekking tussen de wensouders en de minderjarige in Nederland wegens strijd met de openbare orde niet kan worden erkend. Het is daarnaast onduidelijk of het als productie 15 bij het verzoekschrift overgelegde stuk kan en mag worden aangemerkt als een akte van erkenning. De akte van erkenning zou dateren van 19 juni 2020 terwijl de wensouders al op 4 juni 2020 als ouders worden vermeld op de geboorteakte. Of vaststelling van de geboortegegevens mogelijk is, is afhankelijk van de vraag of de minderjarige de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, dan wel of het verzoek tot adoptie wordt toegewezen. De abs wijst in verband met dit laatste op het Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap, ‘Kind en Ouders in de 21ste eeuw’. Er is geen wettelijke basis voor de erkenning van buitenlands draagmoederschap. Met name als het gaat om de adoptie van in het buitenland met hoogtechnologisch draagmoederschap geboren kinderen, worden in de jurisprudentie aanvullende voorwaarden gesteld. In de kern komen deze voorwaarden erop neer dat aan dezelfde (wettelijke) vereisten moet worden voldaan die ook in Nederland aan het verkrijgen van een kind door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap worden gesteld. Voor het geval het verzoek tot adoptie wordt toegewezen, heeft de abs een voorstel gedaan voor de wijze waarop de geboortegegevens kunnen worden vastgesteld. Ten aanzien van de geslachtsnaam van de minderjarige is onduidelijk of de minderjarige reeds vanaf zijn geboorte de geslachtsnaam ‘ [wensnaam] ’ draagt danwel eerst de geslachtsnaam van de draagmoeder, [geslachtsnaam draagmoeder] , heeft gehad. Het is aan de rechtbank om de oorspronkelijke geslachtsnaam van de minderjarige vast te stellen en de abs refereert zich dan ook op dit punt aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de verzoeken tot adoptie en het gezag is de abs geen belanghebbende.
De abs is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 18 oktober 2021 niet verschenen. Evenmin heeft de abs, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, op de na die mondelinge behandeling door de wensouders ingediende gewijzigde verzoeken gereageerd.
2.3.
De Raad heeft onderzoek gedaan en een rapport en advies opgemaakt. Dit rapport en advies is op 14 december 2020 door de rechtbank ontvangen. Uit het rapport van de Raad blijkt, samengevat, het volgende.
De wensouders hebben zelfstandig een traject van draagouderschap bewandeld, welk traject niet overeenkomt met het protocol Afstand Screening Adoptie en Afstamming (ASAA) van de Raad. Zij hebben, tegen alle adviezen in, geen voorlichting en counseling in Nederland ingewonnen. De wensouders zijn in contact gekomen met en begeleid door een bemiddelingsbureau in Georgië. De minderjarige is het biologische kind van de wensouders en gedragen door de draagmoeder, met het doel om hem op te laten groeien bij de wensouders. De minderjarige is op 13 augustus 2020 met een nooddocument in Nederland aangekomen. Vervolgens is een voorlopige voogdijmaatregel uitgesproken om een aantal noodzakelijke formaliteiten voor de minderjarige te kunnen regelen. De minderjarige ontwikkelt zich op dit moment goed en er zijn geen zorgen over het verblijf van de minderjarige bij de wensouders. Zij zorgen al vanaf de geboorte voor de minderjarige en hebben hem volledig in hun gezin opgenomen. De wensouders zijn bovendien open over de ontstaansgeschiedenis van de minderjarige. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling van de minderjarige. De minderjarige heeft van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder of opvoeder niets te verwachten. De draagmoeder heeft aan de Raad bevestigd dat zij nooit de intentie heeft gehad om zelf voor de minderjarige te zorgen en dat zij instemt met het verzoek om haar gezag te beëindigen. Zij heeft een verklaring daarvoor ondertekend. De draagmoeder is blij dat zij een kinderloos gezin heeft kunnen helpen en dat zij daarvoor een financiële vergoeding heeft ontvangen. De draagmoeder staat open voor contact met de minderjarige, mocht hij dat in de toekomst willen. Gegeven haar intentie ten aanzien van het draagmoederschap, is de Raad van mening dat de draagmoeder in ieder geval emotioneel niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen binnen een voor (de ontwikkeling van) de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn en dat een beëindiging van het gezag van de draagmoeder in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Toewijzing van de verzoeken van de wensouders doet recht aan de feitelijke en biologische situatie.
2.4.
De draagmoeder is in beide procedures als belanghebbende aangemerkt. Zij heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweer gevoerd. Uit de verklaringen die zij zowel voorafgaand aan als na de geboorte van de minderjarige heeft afgelegd en uit de (schriftelijke) reactie van de draagmoeder in het kader van het onderzoek van de Raad, kan worden afgeleid dat zij instemt met de verzoeken.
2.5.
De GI heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de verzoeken.

3.De beoordeling

3.1.
Blijkens de verzoekschriften, de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling op 18 oktober 2021 staat het volgende vast:
  • De wensouders zijn op 14 juni 2013 te Veere met elkaar gehuwd.
  • De wensouders hebben hun kinderwens niet op eigen kracht kunnen verwezenlijken en zij hebben ervoor gekozen om hun kinderwens in het buitenland, via hoogtechnologisch draagmoederschap, te realiseren.
  • De wensouders hebben de draagmoeder bereid gevonden om via deze weg een kind voor hen te dragen. De draagmoeder heeft de Georgische nationaliteit en is ongehuwd.
  • Op 27 september 2019 is tussen de wensouders en de draagmoeder, via een Power of Attorney, een draagmoederschapscontract tot stand gekomen.
  • De draagmoeder is door het Psychologisch Consult en Opleidingscentrum te Tbilisi psychologisch onderzocht en zij is in orde bevonden om draagmoeder te zijn.
  • Op 28 september 2019 is door [directeur vruchtbaarheidskliniek] , directeur van [vruchtbaarheidskliniek] , verklaard dat embryo’s zijn ontstaan uit zaad van de wensvader en eicellen van de wensmoeder en dat op 28 september 2019 een embryo is geplaatst in de baarmoeder van de draagmoeder.
  • Op 11 februari 2020 heeft de draagmoeder schriftelijk verklaard dat zij de wensvader toestemming geeft tot erkenning van het ongeboren kind waarvan zij zwanger is.
  • Op [geboortedag] 2020 is te Tbilisi, Georgië, uit de draagmoeder geboren de minderjarige.
  • Van de geboorte van de minderjarige is in Georgië op 4 juni 2020 een geboorteakte opgemaakt. In deze akte zijn de wensouders als ouders van de minderjarige opgenomen en de naam van de draagmoeder komt er niet op voor.
  • Op 12 juni 2020 heeft de draagmoeder schriftelijk verklaard dat zij geen ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden heeft ten opzichte van de minderjarige, dat zij toestemming geeft om de ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden te doen toekomen aan de wensouders en dat zij voorts toestemming geeft voor de adoptie van de minderjarige door de wensouders.
  • Volgens een rapport van Verilabs van 3 juli 2020 is door middel van DNA-onderzoek vast komen te staan dat de minderjarige een biologisch kind is van de wensouders.
  • Bij uitspraak van 6 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter de minister opgedragen om aan de minderjarige binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nooddocument te verstrekken op grond waarvan hij Nederland kan inreizen en tijdelijk op Nederlands grondgebied mag verblijven. Op 13 augustus 2020 zijn de wensouders vanuit Georgië naar Nederland teruggekeerd, met de minderjarige.
  • Bij beschikking van 26 augustus 2020 van de kinderrechter van deze rechtbank is Stichting Intervence (thans Stichting Jeugdbescherming west Zeeland) met de voorlopige voogdij over de minderjarige belast, zulks voor een periode van twee weken (tot 9 september 2020). Bij beschikking van 7 september 2020 is de GI belast met de (voorlopige) voogdij over de minderjarige voor de periode vanaf 9 september 2020 tot 26 november 2020, met dien verstande dat de voogdij van rechtswege zou doorlopen indien voor genoemde aflooptermijn een voorziening in het gezag over de minderjarige is verzocht.
  • Op 16 november 2020 heeft de Raad een (voorwaardelijk) verzoek ingediend ter zake het gezag over de minderjarige. De voorlopige voogdij over de minderjarige loopt daarom tot op heden – totdat op het verzoek van de Raad en de verzoeken van de wensouders is beslist – door.
  • De wensouders hebben de Nederlandse nationaliteit. De draagmoeder heeft (vermoedelijk) de Georgische nationaliteit. Ten aanzien van de minderjarige is onbekend welke nationaliteit hij heeft.
3.2.
Nu de wensouders en de minderjarige in Nederland wonen is de rechtbank op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) bevoegd om van de verzoeken kennis te nemen.
3.3.
Bij de beoordeling van de verzoeken stelt de rechtbank het volgende voorop.
Er zijn in Nederland (nog) geen wettelijke regelingen voorhanden die (de rechtsgevolgen van) (hoogtechnologisch) draagmoederschap regelen. Ook internationale regelingen ontbreken. Evenmin is rechtspraak van de Hoge Raad op dit gebied voorhanden. De rechtbank heeft kennis genomen van de recente uitspraken van de rechtbank Den Haag van 17 december 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:13949 en ECLI:NL:RBDHA:2021:13950). De rechtbank Den Haag heeft in die uitspraken prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over – kort gezegd – hoogtechnologisch draagmoederschap en de erkenning in Nederland van familierechtelijke banden die voortvloeien uit de buitenlandse geboorteakte die na dit draagmoederschap wordt opgemaakt. Gelet op het belang van het antwoord van de Hoge Raad op de gestelde prejudiciële vragen voor onderhavige procedure, is aan mr. Schoots gevraagd of genoemde prejudiciële vragen voor de wensouders aanleiding geven om de beslissing in onderhavige procedure aan te houden in afwachting van de beantwoording van die vragen door de Hoge Raad. Mr. Schoots heeft namens de wensouders aangegeven dat zij, gelet op het jarenlange traject dat de wensouders hebben afgelegd om hun kinderwens te verwezenlijken, de beantwoording van de prejudiciële vragen niet willen afwachten en graag op korte termijn een beslissing van de rechtbank op de verzoeken willen. Dit betekent dat de rechtbank thans ten aanzien van alle verzoeken uitspraak zal doen, met inachtneming van de op dit moment geldende jurisprudentie.
Afstamming van de minderjarige
3.4.
Of tussen een vrouw en het buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kind door geboorte familierechtelijke betrekkingen ontstaan wordt ingevolge artikel 10:94 BW bepaald door het recht van de nationaliteit van de vrouw. In lijn met de op dit moment geldende jurisprudentie gaat de rechtbank uit van de toepasselijkheid van artikel 10:94 BW op (ook) de afstammingsrelatie tussen een draagmoeder en het uit haar geboren kind.
3.5.
De draagmoeder is ongehuwd en heeft (alleen) de Georgische nationaliteit. Naar Georgisch recht ontstaat er bij hoogtechnologisch draagmoederschap geen familierechtelijke betrekking tussen het kind en de draagmoeder maar tussen het kind en de wensouder(s). Dit blijkt ook uit de Georgische geboorteakte van de minderjarige, waarin de wensouders als de ouders van de minderjarige staan vermeld.
3.6.
Ingevolge artikel 10:101 lid 1 juncto artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte erkend, tenzij:
  • aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
  • de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
3.7.
Niet in geschil is dat sprake is van door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte geboorteakte. Tevens is niet in geschil dat sprake is geweest van behoorlijke rechtspleging. De vraag die voorligt is of de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals neergelegd in de in Georgië opgemaakte geboorteakte van de minderjarige.
3.8.
Naar Nederlands recht is ingevolge artikel 1:198 BW de moeder van een kind de vrouw uit wie het kind is geboren, de vrouw die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden met de vrouw uit wie het kind is geboren, de vrouw die het kind heeft erkend, wier ouderschap gerechtelijk is vastgesteld of die het kind heeft geadopteerd. Deze regel geeft een beginsel weer van juridische en sociale aard dat in de Nederlandse samenleving als fundamenteel wordt beschouwd. Gelezen in samenhang met artikel 7 Internationaaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) (een kind heeft het recht om, voor zover mogelijk, zijn of haar ouders te kennen) en artikel 8 IVRK (eerbiediging van het recht van het kind zijn identiteit te behouden) is dit beginsel van openbare orde. Een kind moet, indien mogelijk, aan de hand van de geboorteakte in staat worden gesteld zijn afstamming te kennen. Daarom dienen de geboortegevens van een kind te worden opgenomen zoals deze luidden op het moment van de geboorte en dienen latere wijzigingen afzonderlijk te worden toegevoegd. Blijkens de wetsgeschiedenis is artikel 1:198 BW onverkort van toepassing indien het genetisch materiaal niet afkomstig is van de vrouw die het kind heeft gebaard.
3.9.
De wensouders erkennen, gelet op het vorenstaande, dat de familierechtelijke betrekkingen zoals vastgelegd in de door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in Georgië opgemaakte geboorteakte van de minderjarige, in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde en daarmee niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komen. Nu de minderjarige is geboren uit de draagmoeder merkt de rechtbank de draagmoeder als (juridische) moeder van de minderjarige aan en dient de draagmoeder als zodanig op de geboorteakte van de minderjarige te worden vermeld.
Ten tijde van de geboorte van de minderjarige was de draagmoeder ongehuwd en er was geen sprake van een geregistreerd partnerschap, zodat de minderjarige ten tijde van zijn geboorte geen (juridische) vader had zoals bedoeld in artikel 1:199 BW.
3.10.
De wensouders hebben zich bij aanvang van de procedure op het standpunt gesteld dat de minderjarige, met toestemming van de draagmoeder, op 19 juni 2020 door de wensvader zou zijn erkend. Dit zou volgens hen blijken uit de door hen als productie 15 bij het verzoekschrift overgelegde geboorteakte van de minderjarige. De rechtbank heeft aan de wensouders voorgehouden dat genoemde akte een afschrift van de oorspronkelijke geboorteakte van de minderjarige van 4 juni 2020 lijkt te zijn en geen blijk geeft van een registratie van een erkenningshandeling door de wensvader. Een registratie van een latere vermelding van de erkenning op 19 juni 2020 ligt ook niet voor de hand, nu de wensouders reeds als ouders van de minderjarige op de geboorteakte van de minderjarige van 4 juni 2020 staan vermeld. Daarmee gaat de rechtbank er vanuit dat er geen (rechtsgeldige) erkenning van de minderjarige door de wensvader heeft plaatsgevonden en dat de minderjarige alleen in familierechtelijke betrekking tot de draagmoeder staat.
3.11.
Deze procedure strekt er toe dat de wensouders de juridische ouders worden van de minderjarige. De wensouders hebben daartoe – onder andere – een verzoek tot adoptie ingediend. Voor toewijzing van een verzoek tot adoptie is het noodzakelijk dat de ouder(s) niet langer het gezag heeft/hebben over het kind. Over het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder dient daarom eerst te worden beslist.
Beëindiging gezag draagmoeder
3.12.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek ten aanzien van het gezag over de minderjarige.
3.13.
De minderjarige is op [geboortedag] 2020 in Georgië geboren en heeft daar samen met de wensouders verbleven totdat zij op 13 augustus 2020 gezamenlijk naar Nederland zijn gegaan. Ingevolge artikel 16 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKV 1996) wordt het ontstaan van het gezag over een minderjarige beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarige. Nu de minderjarige in Georgië is geboren, dient in dit geval naar Georgisch recht te worden beoordeeld wie op het moment van de geboorte van de minderjarige van rechtswege het gezag heeft/hebben gekregen. Naar Georgisch recht ontstaan er in het geval van draagmoederschap geen familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de draagmoeder, maar tussen het kind en de wensouder(s). Het ouderlijk gezag berust in dat geval vanaf het moment van de geboorte bij de wensouders, ongeacht of zij al dan niet met elkaar zijn gehuwd en ongeacht of zij al dan niet met elkaar samenwonen. Nu echter de familierechtelijke betrekkingen die tussen de wensouders en de minderjarige naar Georgisch recht zijn ontstaan niet in Nederland worden erkend, kan daarmee naar het oordeel van de rechtbank de in Georgië ontstane gezagsssituatie, waarbij de wensouders met het gezag zouden zijn belast, ook niet in Nederland worden erkend. Verplaatsing van de gewone verblijfplaats van de minderjarige van Georgië naar Nederland brengt in dit geval dan ook niet met zich dat de in Georgië bestaande ouderlijke verantwoordelijkheid – gezag bij de wensouders – na die verplaatsing is blijven bestaan (artikel 16 HKV 1996). Vanaf het moment dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige is gewijzigd van Georgië naar Nederland – de minderjarige is op 13 augustus 2020 met de wensouders naar Nederland gekomen – wordt het gezag over de minderjarige beheerst door het Nederlandse recht. Naar Nederlands recht is de draagmoeder de juridische moeder van de minderjarige en heeft zij van rechtswege het gezag over de minderjarige gekregen.
3.14.
Bij beschikking van 7 september 2020 van de kinderrechter is de GI, na een spoedbeslissing voor de duur van twee weken zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, belast met de (voorlopige) voogdij over de minderjarige voor de periode vanaf 9 september 2020 tot 26 november 2020. Deze maatregel was dringend en onverwijld noodzakelijk omdat het gezag over de minderjarige feitelijk niet werd uitgeoefend en belangrijke zaken omtrent de minderjarige, zoals een ziektekostenverzekering, de inschrijving op een kinderdagverblijf en de inschrijving bij de gemeente, niet konden worden geregeld. De voorziening van voorlopige voogdij is (slechts) een ordemaatregel in afwachting van een definitieve voorziening in het gezag c.q. voogdij over de minderjarige. De Raad heeft op 16 november 2020 een (voorwaardelijk) verzoek ingediend tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder en tot benoeming in het gezag c.q. de voogdij over de minderjarige. Nu dit verzoek is ingediend voor de afloopdatum van de voorlopige voogdij over de minderjarige, loopt de voorlopige voogdij tot op heden – totdat op de verzoeken ten aanzien van het gezag is beslist – van rechtswege door.
3.15.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:266 eerste lid BW het gezag van een ouder beëindigen, indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 tweede lid BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn. Het gezag van de ouder kan volgens het tweede lid van artikel 1:266 BW ook worden beëindigd indien het gezag is geschorst, mits aan het eerste lid van dat artikel is voldaan.
3.16.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat het een bewuste keuze van de wensouders en de draagmoeder is geweest om, na een lange periode van ongewenste kinderloosheid bij de wensouders, de kinderwens van de wensouders via hoogtechnologisch draagmoederschap te vervullen. Aan de geboorte van de minderjarige is een uitgebreid traject voorafgegaan, waarbij de draagmoeder is gescreend en in orde is bevonden om als draagmoeder te fungeren. Daarnaast zijn de draagmoeder en de wensouders samen een draagmoederschapsovereenkomst overeengekomen. De draagmoeder heeft naar Georgisch recht afstand gedaan van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden en is niet betrokken in het leven van de minderjarige. De minderjarige wordt vanaf zijn geboorte verzorgd en opgevoed door de wensouders en hij zal verder opgroeien in Nederland, geheel volgens de intenties van zowel de draagmoeder als de wensouders. De minderjarige heeft van de draagmoeder in hoedanigheid van ouder niets te verwachten. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de wettelijk genoemde bedreigde ontwikkeling van de minderjarige gelegen is in het feit dat het ervoor moet worden gehouden dat de draagmoeder, gegeven haar intenties met het draagouderschap, in ieder geval emotioneel niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn. Het is van belang dat de wensouders, die de minderjarige vanaf zijn geboorte opvoeden en verzorgen en bovendien de biologische ouders van de minderjarige zijn, de beslissingen over de minderjarige kunnen nemen. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 eerste lid onder a. BW is voldaan, en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder toewijzen.
3.17.
Door de beëindiging van het gezag van de draagmoeder komt een gezagsvoorziening over de minderjarige te ontbreken. Met deze (definitieve) beslissing (in het gezag) vervalt immers ook de voorlopige voogdij over de minderjarige. De Raad heeft verzocht om de wensouders tot voogd te benoemen. Aan de orde is echter ook het verzoek van de wensouders tot adoptie van de minderjarige. De rechtbank zal dan ook dat verzoek eerst bespreken en daarna ingaan op het gezag/de voogdij.
Adoptie
3.18.
Op grond van artikel 10:105 eerste lid BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie het Nederlandse recht van toepassing. Artikel 10:105 tweede lid BW bepaalt dat op de toestemming dan wel raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen toepasselijk is het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit.
3.19.
De minderjarige heeft een onbekende nationaliteit. Vermoedelijk bezit de minderjarige de Georgische nationaliteit, nu hij in Georgië is geboren en niet van rechtswege de Nederlandse nationaliteit heeft gekregen. Volgens het Georgische recht dienen de ouder(s) of voogd(en) van het kind en het te adopteren kind als het kind twaalf jaar of ouder is, toestemming te geven voor de adoptie. Bij het (inleidend) verzoekschrift bevindt zich een schriftelijke verklaring van de draagmoeder van 12 juni 2020, waaruit blijkt dat zij verklaart dat zij geen ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden heeft ten opzichte van de minderjarige, dat zij toestemming geeft om de ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden ten aanzien van de minderjarige te doen toekomen aan de wensouders en dat zij voorts toestemming geeft voor de adoptie van de minderjarige door de wensouders. De instemming van de draagmoeder voor de adoptie van de minderjarige door de wensouders is daarmee naar het oordeel van de rechtbank gegeven.
3.20.
Bij de beoordeling van het verzoek tot adoptie stelt de rechtbank voorop dat draagmoederschap tot op heden in Nederland wettelijk niet is geregeld. Gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind als de draagmoeder in kwestie is het van belang om te beoordelen of het draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, met voldoende inachtneming van de belangen van het kind en de draagmoeder. Daarbij is mede van belang, zoals door de Staatscommissie Herijking Ouderschap in haar rapport ‘’Kind en ouders in de 21e eeuw’’ is verwoord, dat de belangen van de draagmoeder en het kind voorop staan, in die zin dat de draagmoeder goed voorbereid en begeleid wordt en het kind in staat is te achterhalen van wie hij of zij afstamt. Eén van de in het rapport geformuleerde nadere eisen voor draagmoederschap is daarnaast dat geen gebruik mag zijn gemaakt van anonieme donoren. Aan deze voorwaarden dient zo veel mogelijk te zijn voldaan, nu bij toepassing van hoogtechnologisch draagmoederschap in Nederland aan deze eisen zou moeten worden voldaan en in het algemeen voorkomen moet worden dat de Nederlandse eisen worden omzeild door te kiezen voor draagmoederschap in het buitenland.
3.21.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat het traject van draagmoederschap in Georgië met waarborgen is omkleed die grotendeels overeenkomen met de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap. De minderjarige is biologisch verwant aan beide wensouders, zodat geen gebruik is gemaakt van anonieme donoren. Daarnaast is tussen de wensouders en de draagmoeder op 27 september 2019 een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld. Ook is door de draagmoeder een schriftelijke verklaring afgelegd waaruit blijkt dat zij afstand doet van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden jegens de minderjarige en dat zij de wensouders toestemming geeft de minderjarige adopteren. De draagmoeder en de wensouders zijn bovendien in Georgië begeleid en ondersteund door een team van deskundigen. Hoewel, gelet op de geldende levensstandaard in Georgië, enige twijfels kunnen worden gesteld bij de redelijkheid van de hoogte van de vergoeding die de draagmoeder van de wensouders heeft ontvangen – waardoor niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van commercieel draagmoederschap – is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheid geen reden mag zijn om het verzoek tot adoptie in dit geval af te wijzen.
3.22.
Een verzoek tot adoptie moet naar Nederlands recht verder voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 BW.
3.23.
Van belang in deze zaak zijn de twee gronden genoemd in artikel 1:227, tweede en derde lid, BW. De eerste grond waaraan moet zijn voldaan, is dat de wensouders drie jaar aaneengesloten onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Aan die grond is voldaan.
3.24.
Verder is vereist dat de adoptie in het kennelijk belang is van het kind, dat op het tijdstip van de adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en dat aan de voorwaarden van artikel 1:228 BW is voldaan.
De minderjarige is op [geboortedag] 2020 geboren en het verzoek tot adoptie is op 5 augustus 2020 ingediend. De minderjarige was daarmee nog geen drie maanden oud op het moment van indiening van het inleidend verzoekschrift door de wensouders. Dit betekent dat niet is voldaan aan de vereiste verzorgingstermijn door de wensouders van een jaar zoals bedoeld in artikel 1:228, eerste lid onder f, BW. De rechtbank is van oordeel dat deze verzorgingstermijn met name bedoeld is om in het belang van een te adopteren minderjarige de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van die minderjarige door de adoptiefouder(s) te toetsen. In dit geval is sprake van een bijzondere situatie waarbij de vereiste termijn geen redelijk doel dient. De wensouders hebben samen tevergeefs een lang traject afgelegd om zwanger te raken en zij hebben uiteindelijk besloten hun kinderwens via een draagmoeder in vervulling te laten gaan. De minderjarige is biologisch gezien het kind van de wensouders en wordt vanaf de geboorte door de wensouders samen verzorgd en opgevoed. De minderjarige heeft van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder niets te verwachten. De minderjarige is volledig afhankelijk van de zorg van de wensouders. Daar komt bij dat uit het onderzoek van de Raad geen zorgen over de leef- en woonsituatie van de minderjarige bij de wensouders naar voren zijn gekomen. Inmiddels zorgen de wensouders bovendien al ruim anderhalf jaar voor hem. Afwijzing van het verzoek tot adoptie omdat niet is voldaan aan de vereiste verzorgingstermijn zou in dit geval in strijd zijn met artikel 8 EVRM. De rechtbank is bovendien ervan overtuigd dat de minderjarige zal worden voorgelicht over zijn ontstaansgeschiedenis en de adoptie, waarbij ook de draagmoeder openstaat voor eventueel toekomstig contact en de beantwoording van eventuele vragen van de minderjarige.
3.25.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat adoptie door de wensouders in het belang van de minderjarige is. Nu voor het overige is voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 1:227 en 1:228 BW, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen als na te melden.
Vaststellen geboortegegevens
3.26.
Nu de in Georgië opgemaakte geboorteakte van de minderjarige niet (op grond van artikel 1:25 BW) voor inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand in aanmerking komt, verzoeken de wensouders om de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen.
3.27.
In artikel 1:25c lid 3 BW is bepaald dat de rechter die de adoptie uitspreekt ambtshalve de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststelt. Gelet daarop, alsmede gelet op het doel van het vaststellen van de geboortegegevens – namelijk het opmaken van een akte van inschrijving in een Nederlands register van de burgerlijke stand, welke akte heeft te gelden als een geboorteakte – is op de vast te stellen geboortegegevens eveneens Nederlands recht van toepassing. Omdat de rechtbank de adoptie van de minderjarige zal uitspreken, is zij tevens bevoegd de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen.
3.28.
Zowel de wensouders als de ambtenaar hebben zich (schriftelijk) uitgelaten over de wijze waarop de geboortegegevens van de minderjarige zouden moeten worden vastgesteld.
3.29.
Onder verwijzing naar de rechtsoverwegingen 3.9 en 3.10 van deze beschikking zal de rechtbank de geboortegegevens van de minderjarige vaststellen als na te melden. De rechtbank zal de abs gelasten om aan de hand van die gegevens de geboorteakte van de minderjarige op te maken en deze akte in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage.
Gezag en voogdij
3.30.
Op grond van artikel 1:230 lid 1 BW heeft de adoptie haar gevolgen van de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Nu de wensouders met elkaar zijn gehuwd zijn zij vanaf dat moment, op grond van artikel 1:251 BW, van rechtswege gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige. De wensouders hebben daarom geen belang bij een expliciete bepaling dat zij na de adoptie het gezamenlijk gezag over de minderjarige zullen hebben. In de tussenliggende periode geldt het volgende.
3.31.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de draagmoeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over de minderjarige komt te ontbreken omdat met deze beslissing ook de voorlopige voogdij van de GI eindigt
,en de adoptie pas haar gevolgen heeft vanaf de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275 eerste lid BW voor die tussenliggende periode een voogd over de minderjarige te benoemen. Vooruitlopend op de (juridische) situatie die zal ontstaan nadat de beslissing betreffende de adoptie van de minderjarige door de wensouders in kracht van gewijsde is gegaan, vindt de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat de wensouders voor deze periode tot voogden worden benoemd. De minderjarige wordt vanaf zijn geboorte door de wensouders verzorgd en opgevoed en het is belangrijk dat de wensouders vanaf nu reeds (zelfstandig) de beslissingen over de minderjarige kunnen nemen. Vanaf het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan en de adoptie haar gevolgen heeft, oefenen de wensouders vervolgens het (ouderlijk) gezag over de minderjarige uit.
Geslachtsnaam en voornamen
3.32.
Ingevolge artikel 10:19 BW worden de geslachtsnaam en voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Op grond van artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon, die de Nederlandse nationaliteit bezit, bepaald door het Nederlands recht. Artikel 10:22 BW bepaalt dat in geval van verandering van de nationaliteit het recht van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regels van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
3.33.
In artikel 5 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is bepaald dat Nederlander wordt het kind dat in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten bij rechterlijke uitspraak is geadopteerd, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en ten minste één der adoptiefouders op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is. Het kind verkrijgt het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie.
3.34.
De rechtbank stelt vast dat drie maanden nadat deze beschikking over de adoptie kracht van gewijsde heeft, de minderjarige de Nederlandse nationaliteit krijgt door de adoptie. Hierdoor is het Nederlandse recht van toepassing op het verzoek met betrekking tot de wijziging van zijn geslachtsnaam en voornamen.
3.35.
Artikel 1:5 lid 3 BW bepaalt dat wanneer een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder komt te staan, het zijn geslachtsnaam houdt, tenzij de ouder en diens echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring van de adoptanten hieromtrent.
3.36.
De wensouders hebben verzocht te bepalen dat de minderjarige na adoptie de geslachtsnaam ‘ [wensnaam] ’ zal hebben. De rechtbank zal dit verzoek opvatten als een gezamenlijke verklaring van de wensouders dat zij hebben gekozen voor de geslachtsnaam ‘ [wensnaam] ’. Opneming van de schriftelijke verklaring van de wensouders daartoe in deze beschikking volstaat; een rechterlijke beslissing op een verzoek daartoe is niet vereist.
3.37.
De wensouders verzoeken daarnaast te bepalen dat de voornamen van de minderjarige na de adoptie zullen luiden: “ [wensnaam] ”. Dit verzoek zal op grond van artikel 1:4 lid 4 BW worden toegewezen, nu van bezwaren daartegen naar de maatstaven van genoemd artikel niet is gebleken.
Last tot toevoeging latere vermeldingen
3.38.
De rechtbank zal de abs gelasten om, zodra deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, de latere vermeldingen van de adoptie, de wijziging van de voornamen en de wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Gezagsregister;
3.39.
De rechtbank zal bepalen dat de griffier per omgaande een afschrift van de beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de beëindiging van het gezag van de draagmoeder en de benoeming in de voogdij van de wensouders.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de griffier, nadat de beslissing ten aanzien van de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de adoptiebeslissing (en het van rechtswege ontstane ouderlijk gezag).
3.40.
Al het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte voor de minderjarige noodzakelijke gegevens vast:
geslachtsnaam : [geslachtsnaam draagmoeder]
voornaam : [wensnaam]
geboortedatum : [geboortedag] 2020
geboorteplaats : Tbilisi, Georgië
geslacht : mannelijk (m)
MOEDER
geslachtsnaam : [geslachtsnaam draagmoeder]
voornaam: [voornaam draagmoeder]
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage de geboorteakte van de minderjarige aan de hand van voormelde gegevens op te maken en in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ‘s-Gravenhage;
beëindigt het gezag van [draagmoeder] over voornoemde minderjarige;
benoemt de wensouders, [wensmoeder] , geboren te Vlissingen op [geboortedag] 1987, en [wensvader] geboren te Vlissingen op [geboortedag] 1989, tot voogden over voornoemde minderjarige;
verklaart voornoemde beslissingen met betrekking tot de beëindiging van het gezag en de benoeming in de voogdij uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de griffier per omgaande een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van voornoemde gezagsbeëindiging en de benoeming in de voogdij;
spreekt uit de adoptie van de minderjarige door de wensouders, onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder in kracht van gewijsde is gegaan;
verstaat dat, met ingang van de datum waarop de beslissing aangaande de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, de wensouders van rechtswege zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige;
gelast, onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing betreffende de adoptie van de minderjarige door de wensouders in kracht van gewijsde is gegaan, de wijziging van de voornamen van de minderjarige in: “[nieuwe naam]”;
verstaat dat de wensouders gezamenlijk hebben verklaard dat de minderjarige na de adoptie de geslachtsnaam ‘ [wensnaam] ’ zal hebben;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage om, zodra deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een latere vermelding van de adoptiebeslissing, van de wijziging van de voornamen en van de (van rechtswege) verkregen geslachtsnaam van de minderjarige aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
bepaalt dat de griffier, wanneer de uitspraak ten aanzien van de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de adoptie en het van rechtswege ontstane ouderlijk gezag van de wensouders;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Dijkman, voorzitter, A.R. van Triest en
J.B. Bolle-Polak, (kinder)rechters, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022 in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Lavrijssen, griffier.
KL
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.