Op 21 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, eigenaren van autoboxen in [plaatsnaam], beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Dit besluit betrof het opleggen van een last onder dwangsom vanwege het gebruik van de autoboxen als recreatiewoning, wat in strijd zou zijn met de beheersverordening. Verzoekers hebben op 14 april 2022 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat werd behandeld tijdens een zitting in Middelburg. Tijdens deze zitting waren de verzoekers en hun gemachtigde aanwezig, evenals getuigen en vertegenwoordigers van het college.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de autoboxen al vóór de inwerkingtreding van de beheersverordening in gebruik waren als recreatiewoningen. Dit gebruik is door de jaren heen door verschillende getuigen en documenten onderbouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat het gebruik van de autoboxen onder het overgangsrecht valt. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de primaire besluiten herroepen. Tevens is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de hoofdzaak al was beslist. Het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers.