Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De zaak betreft een beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 4 september 2020 een naheffingsaanslag had opgelegd. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting, maar de rechtbank oordeelde dat de uitnodiging om te verschijnen op juiste wijze was verzonden. Tijdens de zitting op 6 april 2022 verklaarde de inspecteur dat de naheffingsaanslag inmiddels was vernietigd, waardoor het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, maar wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de belanghebbende niet voldoende had aangetoond welke schade was geleden. Ook werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier mr. E.A.D. Dockx, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.