Uitspraak
gedaagde in reconventie,
1.Het verloop van het geding
c. de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende vermindering van eis van 20 oktober 2021, met 3 producties;
2.Het geschil
3.De beoordeling
- a) [gedaagde] heeft een zorgverzekering gehad bij Zilveren Kruis. Deze zorgverzekering heeft Zilveren Kruis in september 2017 beëindigd. Nadien heeft [gedaagde] een zorgverzekering afgesloten bij een andere zorgverzekeraar.
- b) Zilveren Kruis heeft in de periode november 2014 – oktober 2016 aan [gedaagde] facturen gezonden in verband met verschuldigde premie en eigen risico of eigen bijdragen tot een bedrag van in ieder geval € 755,31.
- c) Omdat [gedaagde] de facturen niet betaalde heeft Zilveren Kruis op 2 februari 2018 een aanmaning verzonden aan [gedaagde] , geadresseerd aan het adres [adres] (productie 2 bij dagvaarding).
- d) Bij brief van 2 juni 2021 (productie 1 bij conclusie van antwoord en eis in reconventie) heeft LAVG voor Zilveren Kruis van [gedaagde] betaling gevorderd van de toen openstaande schuld, groot € 985,64, te betalen binnen vijf dagen. Ook bevat de brief de mogelijkheid een betalingsregeling te treffen.
- e) [gedaagde] heeft via online bankieren aan LAVG op 21 juni 2021, 22 juli 2021 en 26 augustus steeds € 50,00 betaald.
is meermalen in de gelegenheid gesteld in der minne te betalen, onder andere door brieven van 7 december 2017, 18 januari 2018, 2 februari 2018 en 10 mei 2019. Deze brieven waren steeds gericht aan het adres waarop [gedaagde] woonde volgens de Basisregistratie Personen.
Vast staat dat de dagvaarding van 28 juli 2021 [gedaagde] heeft bereikt. Voor zover de vorderingen dateren van na 28 juli 2016 faalt het beroep op verjaring in ieder geval. Dat betekent dat de vordering van Zilveren Kruis van 30 oktober 2016, die € 13,26 bedraagt, niet is verjaard. De vordering kan dus in zoverre worden toegewezen.
Voor de overige onderdelen van de vordering geldt dat deze verschuldigd zijn geworden voor 28 juli 2016. Ze zijn dus verjaard tenzij Zilveren Kruis de verjaring heeft gestuit bijvoorbeeld door een brief aan [gedaagde] .
Zilveren Kruis stelt een aantal brieven te hebben verzonden in de periode 7 december 2017 – 10 mei 2019 waardoor de verjaring zou zijn gestuit.
Art. 3:37 lid 3 BW houdt, voor zover thans van belang, in dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring (zoals brieven gericht aan het adres van betrokkene) geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Het antwoord op de vraag wanneer kan worden gezegd dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen, wordt noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting gegeven. Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres in vorenbedoelde zin kan in beginsel kort gezegd worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde in de zin van art. 1:10 BW (HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:BZ4104).
De bewijslast dat [gedaagde] de brief heeft ontvangen rust dus op Zilveren Kruis.
Dit beroep faalt. Genoemd arrest heeft betrekking op verzending van stukken aan een advocaat in een strafprocedure, en is niet van toepassing in de onderhavige civiele procedure.
Omdat Zilveren Kruis grotendeels in het ongelijk is gesteld, wordt zij veroordeeld in de kosten van het geding in conventie, met inbegrip van de nakosten.
[gedaagde] heeft aan Zilveren Kruis € 150,00 betaald als betaling op een schuld aan Zilveren Kruis. Deze schuld zelf is door [gedaagde] niet betwist, maar hij heeft een beroep gedaan op verjaring.
Nadat een schuld is verjaard, blijft een natuurlijke verbintenis bestaan terzake van deze schuld. Dat betekent dat een betaling terzake van deze schuld, ook als deze is verjaard, niet onverschuldigd is.
De vordering van [gedaagde] moet dus worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van het geding in reconventie worden veroordeeld.
4.De beslissing
- € 62,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;