ECLI:NL:RBZWB:2022:2091

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
9405293
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en eigen risico door zorgverzekeraar, verjaring en onverschuldigde betaling

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen NV en een gedaagde. Zilveren Kruis vorderde betaling van een bedrag van € 787,59, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, wegens onbetaalde zorgpremies en eigen risico. De gedaagde verweerde zich tegen de vordering door te stellen dat deze was verjaard en vorderde in reconventie terugbetaling van € 150,00, dat hij als onverschuldigde betaling beschouwde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgverzekering van de gedaagde in september 2017 was beëindigd en dat Zilveren Kruis in de periode van november 2014 tot oktober 2016 facturen had verzonden voor verschuldigde bedragen. De gedaagde had echter niet op de facturen gereageerd en stelde dat hij de aanmaningen niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Zilveren Kruis voor een deel was verjaard, maar dat een klein bedrag van € 13,26 nog wel kon worden toegewezen, omdat dit bedrag na de verjaringstermijn was ontstaan.

De rechtbank wees de vordering in reconventie van de gedaagde af, omdat de betaling van € 150,00 was gedaan op een schuld die niet was betwist, en de verjaring van deze schuld geen onverschuldigde betaling met zich meebracht. De rechtbank veroordeelde Zilveren Kruis in de proceskosten van de gedaagde, aangezien Zilveren Kruis grotendeels in het ongelijk was gesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C. Kool.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kamer voor kantonzaken
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 9405293 CV EXPL 21-2735
vonnis d.d. 6 april 2022
inzake
de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen nv,
gevestigd te Utrecht, kantoorhoudende te Leiden,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
verder te noemen: Zilveren Kruis,
gemachtigde LAVG bv,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde [naam gemachtigde] .

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 28 juli 2020, met 2 producties;
b. de conclusie van antwoord en eis in reconventie van 22 september 2021, met 2 producties;
c. de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende vermindering van eis van 20 oktober 2021, met 3 producties;
d. de conclusie van dupliek in conventie [tevens houdende repliek in reconventie] van 15 december 2021;
e. de conclusie van dupliek in reconventie van 12 januari 2022.

2.Het geschil

2.1
Zilveren Kruis vordert – na de vermindering van eis in de conclusie van repliek – betaling door [gedaagde] van in totaal € 787,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2021 over € 755,31 tot de dag der algehele voldoening, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[gedaagde] voert verweer en beroept zich op verjaring; hij vordert in reconventie te verklaren voor recht dat sprake is van onverschuldigde betaling van [gedaagde] , alsmede betaling door Zilveren Kruis van € 150,00 vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Zilveren Kruis in de kosten van het geding.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staan – voor zover relevant – de volgende feiten in rechte vast:
  • a) [gedaagde] heeft een zorgverzekering gehad bij Zilveren Kruis. Deze zorgverzekering heeft Zilveren Kruis in september 2017 beëindigd. Nadien heeft [gedaagde] een zorgverzekering afgesloten bij een andere zorgverzekeraar.
  • b) Zilveren Kruis heeft in de periode november 2014 – oktober 2016 aan [gedaagde] facturen gezonden in verband met verschuldigde premie en eigen risico of eigen bijdragen tot een bedrag van in ieder geval € 755,31.
  • c) Omdat [gedaagde] de facturen niet betaalde heeft Zilveren Kruis op 2 februari 2018 een aanmaning verzonden aan [gedaagde] , geadresseerd aan het adres [adres] (productie 2 bij dagvaarding).
  • d) Bij brief van 2 juni 2021 (productie 1 bij conclusie van antwoord en eis in reconventie) heeft LAVG voor Zilveren Kruis van [gedaagde] betaling gevorderd van de toen openstaande schuld, groot € 985,64, te betalen binnen vijf dagen. Ook bevat de brief de mogelijkheid een betalingsregeling te treffen.
  • e) [gedaagde] heeft via online bankieren aan LAVG op 21 juni 2021, 22 juli 2021 en 26 augustus steeds € 50,00 betaald.
De vordering in conventie
3.2
Zilveren Kruis legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] de gevorderde bedragen nog niet heeft betaald (afgezien van de betaling van drie keer € 50,00 die met de oorspronkelijke vordering is verrekend) en dat hij nog steeds tot betaling verplicht is.
is meermalen in de gelegenheid gesteld in der minne te betalen, onder andere door brieven van 7 december 2017, 18 januari 2018, 2 februari 2018 en 10 mei 2019. Deze brieven waren steeds gericht aan het adres waarop [gedaagde] woonde volgens de Basisregistratie Personen.
3.3
[gedaagde] ontkent niet dat hij verzekerd is geweest bij Zilveren Kruis maar stelt dat de vorderingen zijn verjaard. De brief van 2 februari 2018 heeft hij niet ontvangen, en ook andere door Zilveren Kruis verzonden brieven niet.
3.4
De kantonrechter overweegt als volgt.
Vast staat dat de dagvaarding van 28 juli 2021 [gedaagde] heeft bereikt. Voor zover de vorderingen dateren van na 28 juli 2016 faalt het beroep op verjaring in ieder geval. Dat betekent dat de vordering van Zilveren Kruis van 30 oktober 2016, die € 13,26 bedraagt, niet is verjaard. De vordering kan dus in zoverre worden toegewezen.
Voor de overige onderdelen van de vordering geldt dat deze verschuldigd zijn geworden voor 28 juli 2016. Ze zijn dus verjaard tenzij Zilveren Kruis de verjaring heeft gestuit bijvoorbeeld door een brief aan [gedaagde] .
Zilveren Kruis stelt een aantal brieven te hebben verzonden in de periode 7 december 2017 – 10 mei 2019 waardoor de verjaring zou zijn gestuit.
Art. 3:37 lid 3 BW houdt, voor zover thans van belang, in dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring (zoals brieven gericht aan het adres van betrokkene) geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Het antwoord op de vraag wanneer kan worden gezegd dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen, wordt noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting gegeven. Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres in vorenbedoelde zin kan in beginsel kort gezegd worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde in de zin van art. 1:10 BW (HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:BZ4104).
De bewijslast dat [gedaagde] de brief heeft ontvangen rust dus op Zilveren Kruis.
3.5
Zilveren Kruis heeft gesteld dat [gedaagde] zijn stelling dat hij de brieven nimmer heeft ontvangen onvoldoende met feitelijke gegevens heeft onderbouwd, zodat zijn beroep op verjaring moet worden verworpen. Zilveren Kruis heeft daartoe een beroep gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:17.
Dit beroep faalt. Genoemd arrest heeft betrekking op verzending van stukken aan een advocaat in een strafprocedure, en is niet van toepassing in de onderhavige civiele procedure.
3.6
Met de thans overgelegde stukken heeft Zilveren Kruis niet bewezen dat de door haar niet aangetekend verstuurde brieven zijn aangekomen. Omdat Zilveren Kruis alleen een algemeen bewijsaanbod heeft gedaan, en dit niet heeft gespecificeerd met betrekking tot de ontvangst van de brieven, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. Uit het voorgaande volgt dat de verjaring niet is gestuit voor 28 juli 2021 en dat aanmaning in de zin van art. 6:96 lid 6 BW [gedaagde] niet heeft bereikt.
3.7
Dat betekent dat de vordering van Zilveren Kruis slechts kan worden toegewezen voor het bedrag van € 13,26 met wettelijk rente daarover vanaf 15 november 2016.
Omdat Zilveren Kruis grotendeels in het ongelijk is gesteld, wordt zij veroordeeld in de kosten van het geding in conventie, met inbegrip van de nakosten.
De vordering in reconventie
3.8
In reconventie vordert [gedaagde] terugbetaling van het door hem op de vordering betaalde bedrag van € 150,00, omdat dit onverschuldigd zou zijn betaald.
3.9
De kantonrechter overweegt als volgt.
[gedaagde] heeft aan Zilveren Kruis € 150,00 betaald als betaling op een schuld aan Zilveren Kruis. Deze schuld zelf is door [gedaagde] niet betwist, maar hij heeft een beroep gedaan op verjaring.
Nadat een schuld is verjaard, blijft een natuurlijke verbintenis bestaan terzake van deze schuld. Dat betekent dat een betaling terzake van deze schuld, ook als deze is verjaard, niet onverschuldigd is.
De vordering van [gedaagde] moet dus worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van het geding in reconventie worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Zilveren Kruis van € 13,26, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 november 2016;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vorderingen van Zilveren Kruis voor het overige af;
veroordeelt Zilveren Kruis in de kosten van het geding in conventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 248,00 (2 punten à € 124,00) aan salaris gemachtigde;
veroordeelt Zilveren Kruis in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
  • € 62,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en
  • de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis begroot op € 37,00 (1 punt) aan salaris gemachtigde;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.