Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
.
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
“Het exploiteren van (een) instelling(en) voor geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg voor volwassen en het aanbieden van zorg- en dienstverlening aan personen met een verstandelijke beperking en/of gedragsproblematiek.”.
“Wij doen een beroep op de zorgvrijstelling”.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
“uitsluitend kan aanwenden”uit artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit. De totstandkoming van de bepaling in het Uitvoeringsbesluit biedt daarvoor weinig aanknopingspunten. Advocaat-Generaal Wattel [1] concludeert dat de winstbestemmingseis een statutaire eis betreft en voorts dat ook feitelijk aan de winstbestemmingseis wordt voldaan. De rechtbank sluit zich daarbij aan. Naar het oordeel van de rechtbank moet het woord
“kan”uit artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit uitgelegd worden op basis van de geldende statuten van belanghebbende. [2] Er zijn geen aanknopingspunten dat rekening gehouden moet worden met de eventuele mogelijkheid van een statutenwijziging. Anders dan de inspecteur betoogt, zijn er geen aanknopingspunten voor de feitelijke eis dat de aandelen (uiteindelijk) moeten worden gehouden door een vrijgesteld lichaam in de zin van artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wet Vpb.
5.Vergoeding van immateriële schade
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van nihil;
- vernietigt de beschikking belastingrente;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 666,67;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 833,33;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: