ECLI:NL:RBZWB:2022:2046
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak met betrekking tot beslissingen van de ontvanger van de Belastingdienst
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de Belastingdienst, gedateerd 15 november 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om een inhoudelijke beoordeling van de zaak te geven. Dit is gebaseerd op de regelgeving omtrent de Invorderingswet 1990, waaruit blijkt dat de (fiscale) bestuursrechter in principe niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de ontvanger, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen die in de wet zijn vastgelegd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er in dit geval geen sprake is van een van die uitzonderingen. De belanghebbende lijkt te willen opkomen tegen verschillende beslissingen van de ontvanger, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat deze beslissingen niet onder de (belasting)wet vallen. Hierdoor kan er geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter worden ingesteld, en is het ook niet mogelijk om bezwaar te maken tegen deze besluiten. De rechtbank heeft de belanghebbende geadviseerd om, indien er een geschil is met de ontvanger, een rechtsvordering in te dienen bij de civiele rechter.
De rechtbank heeft zich derhalve onbevoegd verklaard en heeft de griffier opgedragen het door de belanghebbende betaalde griffierecht terug te betalen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de rechtbank niet bevoegd was om de zaak inhoudelijk te behandelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.