ECLI:NL:RBZWB:2022:2046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
BRE-21_5612
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak met betrekking tot beslissingen van de ontvanger van de Belastingdienst

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de Belastingdienst, gedateerd 15 november 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om een inhoudelijke beoordeling van de zaak te geven. Dit is gebaseerd op de regelgeving omtrent de Invorderingswet 1990, waaruit blijkt dat de (fiscale) bestuursrechter in principe niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de ontvanger, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen die in de wet zijn vastgelegd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er in dit geval geen sprake is van een van die uitzonderingen. De belanghebbende lijkt te willen opkomen tegen verschillende beslissingen van de ontvanger, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat deze beslissingen niet onder de (belasting)wet vallen. Hierdoor kan er geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter worden ingesteld, en is het ook niet mogelijk om bezwaar te maken tegen deze besluiten. De rechtbank heeft de belanghebbende geadviseerd om, indien er een geschil is met de ontvanger, een rechtsvordering in te dienen bij de civiele rechter.

De rechtbank heeft zich derhalve onbevoegd verklaard en heeft de griffier opgedragen het door de belanghebbende betaalde griffierecht terug te betalen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de rechtbank niet bevoegd was om de zaak inhoudelijk te behandelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/5612
uitspraak van 15 april 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar van 15 november 2021.
De rechtbank (de fiscale bestuursrechter) is niet bevoegd een inhoudelijke beoordeling te geven. De rechtbank legt dit uit.
Belanghebbende lijkt te willen opkomen tegen verschillende beslissingen van de ontvanger. De (fiscale) bestuursrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990 [1] . Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat er geen sprake is van één van die uitzonderingen. Voor zover belanghebbende tegen beslissingen van de ontvanger wil opkomen die buiten het kader van de Invorderingswet 1990 zijn genomen, is niet gebleken dat dit ingevolge de (belasting)wet genomen besluiten zijn. Omdat geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter kan worden ingesteld tegen dergelijke besluiten, is het evenmin mogelijk bezwaar te maken [2] . Voor zover belanghebbende een geschil heeft met de ontvanger met betrekking tot deze kwesties, kan belanghebbende een rechtsvordering indienen bij de civiele rechter.
De rechtbank is dus kennelijk onbevoegd. De onbevoegdheid om te oordelen geldt ook voor de uitspraak op bezwaar.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aangezien de rechtbank onbevoegd is, zal aan de griffier worden opgedragen het griffierecht terug te betalen aan belanghebbende.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- draagt de griffier op het door belanghebbende betaalde griffierecht aan deze terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.
2.Of bezwaar kan worden gemaakt, is namelijk ervan afhankelijk of beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1 van de Awb).