ECLI:NL:RBZWB:2022:2038

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
BRE-21_5348
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018

Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroepschrift van de belanghebbende tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende eerst bezwaar had moeten maken tegen de aanslag voordat beroep kon worden ingesteld. Uit de ingediende stukken is niet gebleken dat de belanghebbende daadwerkelijk bezwaar heeft gemaakt, waardoor het beroep als kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroepschrift doorgezonden naar de inspecteur van de Belastingdienst, met de mededeling dat de inspecteur de brief van 5 december 2021 als bezwaar tegen de aanslag voor het jaar 2018 in behandeling moet nemen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener van het verzetschrift kan verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om over het verzet te worden gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/5348
uitspraak van 15 april 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018.
Voordat beroep kan worden ingesteld, moet eerst bezwaar worden gemaakt [1] . De verplichting eerst bezwaar te maken, is dus als voorwaarde gesteld voor het recht om beroep in te stellen. Uit de stukken is niet vast komen te staan dat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen een aanslag met betrekking tot het jaar 2018. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Nu eerst de bezwaarfase doorlopen moet worden, moet de rechtbank het beroepschrift op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de inspecteur onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Die mededeling is hierbij gedaan. Nu deze brief reeds in het bezit is van de inspecteur zal de rechtbank hem deze niet opnieuw doen toekomen, maar volstaan met deze mededeling.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op de brief van 5 december 2021 in behandeling te nemen als een bezwaar tegen de aanslag voor het jaar 2018.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb.