Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21_5922, waarbij het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende, vertegenwoordigd door Mr. D.A.N. Bartels, had een beroepschrift ingediend tegen een beschikking op basis van de Wet waardering onroerende zaken. Echter, het beroepschrift was niet ondertekend door de belastingplichtige en er was geen schriftelijke machtiging bijgevoegd, wat een verzuim opleverde volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De griffier heeft de gemachtigde in een brief van 31 december 2021 de gelegenheid gegeven om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Tevens werd verzocht om een uittreksel uit het handelsregister te overleggen, waaruit blijkt wie bevoegd is om beroep in te stellen. Op 13 januari 2022 werd een volmacht overgelegd, maar het ontbrekende uittreksel uit het handelsregister werd niet ingediend. Hierdoor kon niet worden vastgesteld wie als bevoegd bestuurder gerechtigd was om beroep in te stellen, wat het verzuim in stand hield.
De rechtbank heeft op 22 februari 2022 opnieuw verzocht om het uittreksel, met de waarschuwing dat bij uitblijven van herstel het beroep niet-ontvankelijk verklaard zou worden. Aangezien de gemachtigde het verzuim niet heeft hersteld binnen de gestelde termijn, heeft de rechtbank besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending.