Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift dat was ingediend door een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 2016/2017. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend, maar had verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 360,00 tijdig te betalen. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk schriftelijk geïnformeerd over de verplichting tot betaling van het griffierecht, inclusief een aangetekende brief van 28 januari 2021 waarin werd gewaarschuwd voor mogelijke niet-ontvankelijkheid indien het griffierecht niet binnen vier weken zou worden voldaan. Ondanks de bevestiging van aflevering van de brief door PostNL, bleek uit de administratie van de rechtbank dat het griffierecht niet was ontvangen. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.