ECLI:NL:RBZWB:2022:1996

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2660
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik na verkeersongeval

Op 25 september 2020 werd eiser door de politie aangetroffen na een verkeersongeval met een snorfiets. Na een blaastest bleek eiser te veel gedronken te hebben, met een gemeten alcoholgehalte van 980µg/l (2,254 ‰). Het CBR besloot op 6 mei 2021 het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren, omdat hij wegens alcoholmisbruik niet geschikt werd geacht om auto te rijden. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het CBR verklaarde dit ongegrond. Eiser ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, die op 25 maart 2022 de zaak behandelde.

De rechtbank oordeelde dat het CBR op goede gronden had besloten tot ongeldigverklaring van het rijbewijs. De rechtbank verwees naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat voor de beoordeling van alcoholmisbruik specifieke deskundigheid vereist is. De keuringsarts had een rapport opgesteld waarin hij concludeerde dat eiser alcoholmisbruik vertoonde, ondanks zijn verklaring dat hij minder alcohol consumeerde dan gemiddeld. De rechtbank vond de conclusies van de keuringsarts navolgbaar en oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het rapport gebreken vertoonde.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat het CBR terecht had besloten het rijbewijs ongeldig te verklaren. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2660 WVW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam] , eiser,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (het CBR),verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 6 mei 2021 (primaire besluit) heeft het CBR besloten het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren vanaf 13 mei 2021, omdat hij wegens alcoholmisbruik niet geschikt is om auto te rijden.
In het besluit van 1 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het CBR het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser en zijn broer [naam broer] , en mr. S. van den Ark namens het CBR.
Overwegingen
Feiten
1. Op 25 september 2020 is eiser door de politie op de [adres] in [plaatsnaam] aangetroffen na een melding van een verkeersongeval met een snorfiets. Blijkens het proces-verbaal is daarbij, na een voorlopige onderzoek van uitgeademde lucht (blaastest), vastgesteld dat eiser te veel had gedronken. Dit is bevestigd door het ademonderzoek dat dezelfde nacht nog heeft plaatsgevonden. Het resultaat van de meting bedroeg 980µg/l (= 2,254 ‰). De politie heeft hiervan mededeling gedaan het CBR.
Op 16 november 2020 heeft het CBR besloten de geldigheid van eisers rijbewijs te schorsen hangende het onderzoek naar zijn alcoholgebruik. Op 25 november 2020 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze schorsing. Bij de beslissing op bezwaar die op 3 december 2020 aan eiser is toegezonden, is zijn bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Op 12 april 2021 is de uitslag van het onderzoek aan eiser toegezonden, met de mededeling dat hieruit blijkt dat sprake is van alcoholmisbruik dat nog niet is gestopt. Aangekondigd wordt dat binnen vier weken een definitief besluit genomen zal worden. Het primaire besluit volgt op 6 mei 2021. Op 17 mei 2021 maakt eiser hiertegen bezwaar. Bij het bestreden besluit heeft het CBR het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Het geschil
2. In geschil is of het CBR op goede gronden heeft besloten het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren vanaf 13 mei 2021, omdat hij wegens alcoholmisbruik niet geschikt is om auto te rijden.
Wettelijk kader
3. Op grond van artikel 134, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek (naar de rijgeschiktheid) daar aanleiding toe geeft. Bij ministeriele regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is. Dit is de Regeling eisen geschiktheid 2000.
Paragraaf 8.8 van de bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 bepaalt dat personen die misbruik maken van psychoactieve middelen (zoals alcohol) zonder meer ongeschikt zijn. Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Standpunten partijen
4.1. Eiser voert aan dat het onderzoek korter dan 30 minuten heeft geduurd. De arts heeft een vragenlijst met hem doorgenomen en er is een oriënterend neurologisch onderzoek geweest, maar geen lichamelijk onderzoek. De psychiater heeft slechts gevraagd of hij wist hoeveel hij maximaal mocht drinken om te mogen rijden. Uit het bloedonderzoek bleken normale waarden. Deze onderzoeken zijn onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake is van alcoholmisbruik. Bovendien wordt er vanuit gegaan dat hij heeft gelogen bij het beantwoorden van de vragen. Eiser stelt minder (pure) alcohol te drinken dan het gemiddelde van 7 liter per jaar. De gemiddelde Nederlander drinkt wel meer.
4.2 Het CBR stelt zich op het standpunt dat het CBR specialistisch advies heeft ingewonnen en dat op basis van dat onderzoek het besluit is genomen. Het CBR wijkt alleen af van dit advies, indien dit naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of niet concludent is. Daar is geen sprake van. Voor zover eiser er op wijst dat de arts er vanuit gaat dat hij heeft gelogen, stelt het CBR dat, ongeacht of het bij eiser vastgestelde alcoholgehalte naar 21 dan wel 15 eenheden drank vertaald wordt, dit in ieder geval meer is dan de 3-4 glazen die hij zelf aangeeft. Bovendien is het ongeloofwaardig dat iemand met een dergelijk hoog alcoholgehalte zich nuchter voelt, zoals eiser heeft aangegeven, terwijl hij normaliter nooit meer dan 3-4 glazen per week drinkt. Dat ondersteunt de rapportage van de arts en psychiater in de ogen van het CBR.
Het CBR stelt voorts dat niet het alcoholgebruik van alle Nederlanders aan de orde is, maar het alcoholgebruik van eiser, omdat hij onder invloed van een zeer hoog alcoholgehalte aan het verkeer heeft deelgenomen. Zijn stelling over het alcoholgebruik van andere Nederlanders doet niet af aan de bevindingen van de deskundigen in het onderzoeksrapport.
Beoordeling

5.(On)zorgvuldig onderzoek

5.1
De rechtbank verwijst naar de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) [1] . Uit deze jurisprudentie volgt dat voor de beoordeling of sprake is van drugs- of drankmisbruik een specifieke deskundigheid vereist is, die het CBR en de rechtbank niet hebben. Die specifieke deskundigheid heeft de keuringsarts wel. Het CBR mag zich daarom in beginsel op het rapport van de keuringsarts baseren. Dat is alleen anders indien het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende overtuigend is. Het is niet aan het CBR, en vervolgens ook niet aan de rechtbank, om te beoordelen of voor de diagnose van de keuringsarts voldoende feitelijke grondslag bestaat.
5.2
In de door eiser aangevoerde gronden ziet de rechtbank onvoldoende grond om aan te nemen dat de wijze van totstandkoming van het rapport van de keuringsarts gebreken vertoont. De stelling van eiser dat het onderzoek maar 30 minuten heeft geduurd. is op zich onvoldoende om aan te nemen dat de keuringsarts onvoldoende onderzoek naar het alcoholgebruik van eiser heeft gedaan om zijn diagnose te kunnen stellen. Ook de omstandigheid dat de psychiater zich bij het onderzoek laat ondersteunen door een andere arts, maakt niet dat het onderzoek ondeugdelijk is. De psychiater kan bij zijn conclusies namelijk beschikken over de resultaten van het onderzoek van de andere arts. Bovendien heeft de psychiater eiser ook zelf gesproken. Dat dit volgens eiser slechts kort is geweest maakt niet dat de door de psychiater getrokken conclusies onjuist zijn. De rechtbank heeft in dit kader ook in aanmerking genomen dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid die het CBR hem heeft geboden om nog vóór diens besluitvorming een tweede onderzoek, door een andere medisch deskundige, te laten verrichten. Ook op een later moment heeft eiser zijn standpunt niet onderbouwd met een tegenonderzoek.
5.3
Ten aanzien van de stelling van eiser dat de keuringsarts er bij het stellen van zijn diagnose vanuit is gegaan dat eiser liegt over zijn alcoholmisbruik, overweegt de rechtbank als volgt.
De keuringsarts heeft de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gesteld. Volgens vaste jurisprudentie van de AbRS [2] is er geen diagnose op grond van de DSM-classificatie vereist. De keuringsarts geeft in de rapportage aan waarom hij, ondanks de lage door eiser gerapporteerde alcoholinname, toch tot de conclusie komt dat sprake is van alcoholmisbruik. Samengevat zegt de keuringsarts dat de lage hoeveelheid alcohol die eiser zegt te hebben gedronken niet overeenkomt met het hoge gemeten alcoholpercentage. Ook past de hoeveelheid alcohol die eiser heeft gedronken niet bij de – door eiser aangegeven – omstandigheid dat hij zich nog nuchter en goed in staat voelde om te rijden. Uit het feit dat eiser met een alcoholpercentage van 980 µg/l ( 2,254 ‰) toch nog op zijn snorfiets kon rijden leidt de deskundige af dat sprake is van tolerantie (gewenning) tegen alcohol.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de AbRS van 27 juni 2018 ECLI:NL:RVS:2018:2124 waar in rechtsoverweging 8.2 door een deskundige is toegelicht dat iemand met meer dan 1,8 promille alcohol in zijn bloed nog geen sleutel in het contact kan steken als er geen sprake is van tolerantie tegen alcohol. Met 1,9 of 2 promille wordt het moeilijk om eenvoudige handelingen te verrichten, laat staan met een voertuig te gaan rijden. Het starten van een voertuig is dan niet mogelijk als geen sprake is van tolerantie. Mede gelet op deze toelichting acht de rechtbank het standpunt van de psychiater dat in dit geval sprake moet zijn van tolerantie niet onbegrijpelijk. Daarmee is niet gezegd dat eiser liegt. Ook als eiser zich niet herinnert dat hij meer dan 8 glazen alcoholische drankjes heeft gedronken, blijft een feit dat 8 glazen alcohol niet kan passen bij de gemeten hoeveelheid alcohol in zijn bloed en het gegeven dat men bij die hoeveelheid niet meer in staat is om een snorfiets te starten en daarop te rijden, tenzij er sprake is van alcoholtolerantie.
5.4
Uit paragraaf 8.8 van de hiervoor aangehaalde bijlage van de Regeling eisen geschiktheid 2000 volgt dat van de keuringsarts, in verband met de verkeersveiligheid, een strenge opstelling wordt verwacht ter zake alcoholgebruik. Wel moet hij het oordeel dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin met meerdere criteria onderbouwen. Dit heeft hij gedaan. De rechtbank acht de conclusie van de keuringsarts dan ook navolgbaar.
5.5
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het rapport van de keuringsarts naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende overtuigend is.
Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

6.De gebruikte norm voor alcoholmisbruik

6.1
De rechtbank heeft hiervoor al aangegeven waarom zij de conclusie van het onderzoek naar het alcoholmisbruik van eiser volgt. Voor zover eiser aan probeert te geven dat de norm niet klopt, omdat gemiddeld genomen alle Nederlanders aan het criterium voor alcoholmisbruik zouden voldoen, volgt de rechtbank dat niet. Door de aanhouding na het ongeluk is er een vermoeden gerezen van alcoholmisbruik bij eiser en is hij onderzocht.
Zijn alcoholgebruik is volgens de daarvoor geldende criteria beoordeeld en niet dat van de gemiddelde Nederlander.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. De rechtbank oordeelt dat het CBR tot de conclusie heeft kunnen komen dat het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard moest worden. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. R.J. Wesel, griffier, op 14 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de voorzieningenrechter van de AbRS van 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:456.
2.Zie bijvoorbeeld AbRS 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1546.