ECLI:NL:RBZWB:2022:198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9976
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische herbeoordeling

Op 18 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die in beroep ging tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het UWV. De eiser, die eerder een ZW-uitkering ontving, had een WIA-uitkering aangevraagd na een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het UWV had op 27 maart 2020 besloten de WIA-uitkering per 18 oktober 2020 te beëindigen, omdat de eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en de eiser niet voldeed aan de criteria voor volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid volgens de Wet WIA. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat zijn medische beperkingen niet goed waren ingeschat, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van de eiser en dat de geselecteerde functies voor de berekening van de arbeidsongeschiktheid passend waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9976 WIA

uitspraak van 18 januari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde eiser] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 oktober 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 november 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met 6 weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als [functienaam] voor 38 uur per week. Voor dat werk is hij op
17 november 2016 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten. Vervolgens heeft het UWV aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Na beëindiging van deze ZW-uitkering heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. In de beslissing op bezwaar van
3 juni 2019 tegen de weigering van de WIA-uitkering heeft het UWV aan eiser een
WIA-uitkering toegekend met ingang van 15 november 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 38,03%.
Eiser heeft op 9 oktober 2019 bij het UWV een herbeoordeling van zijn WIA-uitkering aangevraagd vanwege toegenomen klachten.
Na de herbeoordeling heeft het UWV bij besluit van 27 maart 2020 (primair besluit) de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 18 oktober 2020.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat in dit geding de peildatum
18 oktober 2020 is. In geschil is dan ook of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 18 oktober 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiser gezien op het spreekuur van 9 januari 2020, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 31 januari 2020 het volgende. Eisers diagnoses zijn het syndroom van Tietze, myalgie/spierpijn, overige respiratoire aandoeningen, somatoforme pijnstoornis, overige specifieke persoonlijkheidsstoornis en chronische nierinsufficiëntie stadium G2. Eiser werd bij voorgaande beoordeling verminderd belastbaar geacht ten aanzien van zijn fysieke mogelijkheden en zijn persoonlijk en sociaal functioneren. Eiser claimt toegenomen beperkingen en overlegt een verslag van GGz Breburg. Ten aanzien van de lichamelijke problematiek bestaat geen aanleiding om tot een andere visie te komen. Ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren is voldoende rekening gehouden met de voorliggende onderzoeksbevindingen. Er heeft geen behandeling plaatsgevonden, dus bestaat er ook geen aanleiding vanuit dit perspectief om een urenrestrictie aan te geven. Nadere informatie van internist-nefroloog [naam internist-nefroloog] leert dat er sprake is van nierinsufficiëntie stadium G 2. Er is geen reden om aanvullende beperkingen te stellen. Er zijn geen argumenten voor een volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Er wordt niet voldaan aan de uitzonderingscriteria conform de Richtlijn Schattingsbesluit. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 januari 2020.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gezien op het hoorzitting van 24 augustus 2020 en heeft het dossier en de in bezwaar overgelegde medische informatie bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 24 augustus 2020 het volgende. Er is sprake van een chronische nierinsufficiëntie G2, dus slechts een mild afgenomen nierfunctie tussen de 60-89%. De slaapapneu is met 5 hypo/apneus per uur uitstekend gereguleerd en geeft geen argumenten voor beperkingen. Het feit dat er 3 poliepen zijn weggehaald, heeft geen enkel effect voor de belasting voor arbeid. Ook het gebruik van diëten heeft geen negatieve invloed op de belastbaarheid voor arbeid. Zowel in het schrijven van psychiater [naam psychiater] als in het schrijven van psychiater [naam psychiater 2] wordt er geen melding gemaakt van een stoornis in het autismespectrum bij diagnostiek. De vermoeidheidsklachten zijn door de primaire verzekeringsarts meegenomen middels beperkingen in dynamische handelingen en beperkingen voor avond-/nachtdiensten. Eiser zal licht beperkt worden geacht tot 8 uur per dag en 40 uur per week. Verder zullen vanwege eisers nog steeds bestaande schouderproblematiek en de chronische sinusitis aanvullende beperkingen worden aangenomen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 24 augustus 2020 en vervolgens in de FML van 22 oktober 2020.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij beperkt moet worden geacht op het hanteren van emotionele problemen van anderen en het uiten van eigen gevoelens (FML-punten 2.6 en 2.7), omdat hij volgens psychiater [naam psychiater 2] en psycholoog [naam psycholoog] nog niet toe is aan het volgen van psychotherapie/EMDR. Verder heeft eiser aangevoerd dat een aanvullende urenbeperking dient te worden aangenomen op energetische gronden, omdat eisers extreme vermoeidheid verklaarbaar is vanuit zijn chronische nierinsufficiëntie en dit hem hindert in het dagverhaal. De in de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid genoemde voorbeelden geven slechts een richting van waarin we moeten zoeken van ziekten en aandoeningen die voor een urenbeperking in aanmerking komen. Eiser kan maximaal 4 uur per week werken, omdat de kans op overbelasting en snelle langdurige uitval groot is. Met het stellen van beperkingen op andere FML-punten kan onvoldoende aan de problemen tegemoetgekomen worden (vergelijk ECLI:NL:CRVB:2009:BG9617). Eiser werkt nu drie dagen per week in een koekjesfabriek aan de lopende band, waarbij hij vermoeidheidsklachten en duizeligheid ervaart en rustmomenten in acht moet nemen, zo blijkt uit de e-mail van neuroloog-somnoloog [naam neuroloog-somnoloog] .
4.3
In reactie op eisers beroepsgronden heeft de verzekeringsarts b&b op 19 april 2021 en 4 november 2021 aanvullend gerapporteerd.
De verzekeringsarts b&b rapporteert op 19 april 2021 het volgende. Er zijn geen medische argumenten vanuit de diagnostiek waarom eiser niet in staat zou zijn afstand te nemen in gedrag en beleving van de problemen van anderen of waarom eiser niet in staat zou zijn om persoonlijke gevoelens op een voor anderen duidelijke en acceptabele manier in woord en gedrag tot uiting te brengen. Bij eiser is sprake van een lichte nierinsufficiëntie. De neiging tot hypertensie bij mensen met een nierfunctiestoornis is middels medicatie en een dieet goed te regulieren, zoals ook bij eiser te zien is. Er is op basis hiervan geen medische indicatie voor een beperking voor arbeid in zijn algemeenheid. Eiser is al beperkt voor fysiek zware arbeid in de FML van 22 oktober 2020. De OSAS is gereguleerd en geeft dus geen aanleiding voor verdergaande beperking in arbeidsduur. De aanname van neuroloog-somnoloog [naam neuroloog-somnoloog] wordt niet gedeeld en is niet gebaseerd op medische argumenten. Er is geen leiding om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
De verzekeringsarts b&b rapporteert op 4 november 2021 het volgende. Er is geen aanleiding om het standpunt te wijzigen. Uit de brieven van psycholoog [naam psycholoog] van 18 februari 2021 en 14 oktober 2021 volgt dat eisers EMDR-behandeling na 2 sessies is gestaakt en dat eiser is terugverwezen naar een POH-GGZ voor begeleidende en steunende ondersteuning. Verder heeft eiser tijdens de hoorzitting op
14 augustus 2020 geen beperkende klachten aangegeven van het linkerbeen. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat eiser op 8 december 2020 pas is verwezen naar de neuroloog. De beperkende klachten van het linkerbeen zijn dus ontstaan na de peildatum. In de FML van 22 oktober 2020 zijn al verschillende beperkingen aangenomen. De brief van internist-nefroloog [naam internist-nefroloog] van 24 januari 2020 was al bekend bij de primaire verzekeringsarts.
4.4
De rechtbank overweegt ten aanzien van de zorgvuldigheid van het medische onderzoek allereerst dat uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij goed op de hoogte waren van eisers klachten, waaronder zijn psychische klachten en fysieke klachten, en dat zij bij het opstellen van de FML met het geobjectiveerde deel van die klachten rekening hebben gehouden. Eisers psychische problematiek vormt de hoofddiagnose; somatische symptoomstoornis. Dit is door de verzekeringsartsen ook onderkend in hun beoordeling.
De rechtbank merkt in dit kader op dat de pijnklachten van eiser invoelbaar zijn. Het is begrijpelijk dat eiser uitgaat van de wijze waarop hij zijn klachten beleeft. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De subjectieve beleving van eiser is daarbij niet beslissend.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is van belang dat eiser door beide verzekeringsartsen is gezien, waarbij onderzoek heeft plaatsgevonden en eiser uitgebreid zijn verhaal heeft kunnen doen. Ook hebben de verzekeringsartsen informatie opgevraagd bij eisers behandelaren en hebben zij de door eiser overgelegde medische informatie meegenomen in hun beoordeling. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de medische informatie getoetst aan de criteria van de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid, waarna hij gemotiveerd heeft geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen in het geval van eiser.
Niet gebleken is dat in de FML van 22 oktober 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) [naam arbeidsdeskundige b&b 2] van het UWV heeft op 23 oktober 2020, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser ten aanzien van Sbc-code 267053 aangevoerd dat hij beperkt is op het aspect hoog handelingstempo, waardoor deze functie niet geschikt is. Ten aanzien van Sbc-code 111180 heeft eiser eveneens aangevoerd dat hij beperkt is op het aspect hoog handelingstempo, waardoor het aanbrengen van 100 componenten per uur op een printplaat niet geschikt is. Ook overschrijdt het werken met een soldeerbout de beperking op persoonlijk risico en overschrijdt het werken in een productiehal onder koude omstandigheden de beperking op het aspect kou. Verder is onduidelijk of er voldoende afwisseling is tussen zitten, staan en lopen. Ten aanzien van Sbc-code 111220 heeft eiser aangevoerd dat er een overschrijding van zijn belastbaarheid op het aspect tillen bestaat en dat hij beperkt is op klimmen en hoogtes, terwijl onduidelijk is hoe hoog de stellingen in het magazijn zijn en of eiser op ladders moet klimmen.
5.3
In reactie op eisers beroepsgronden heeft de arbeidsdeskundige b&b op 4 mei 2021 aanvullend gerapporteerd. De arbeidsdeskundige b&b rapporteert ten aanzien van eisers gronden over Sbc-code 267053 dat de functie geen hoog handelingstempo kent. Volgens de arbeidsdeskundig analist is op dit aspect geen sprake van een kenmerkende belasting, waardoor de functie geschikt blijkt. Ten aanzien van eisers gronden over Sbc-code 111180 geldt eveneens dat de functie volgens de arbeidsdeskundige analist geen hoog handelingstempo kent. Met betrekking tot het verhoogd risico is eiser beperkt voor het werken op hoogte en beroepsmatige verkeersdeelname. Dat komt in de functie niet voor. In de productiehal is er klimaatbeheersing en wordt er niet gewerkt in zeer koude omstandigheden. De belasting van lopen, zitten en staan blijft binnen de belastbaarheid van de FML. er zijn geen voorwaarden gesteld voor het afwisselen van houding. De functie blijft geschikt. Ten aanzien van eisers gronden over Sbc-code 111220 geldt dat eiser niet beperkt is op het hanteren van lichte voorwerpen; volgens CBBS-normen zijn dit voorwerpen van 0,5 tot 5 kg. De zeer lage frequentie van 30x per uur biedt voldoende compensatie voor het gewicht van 3 kg. Men kan desgewenst gebruik maken van een opstapje. Klimmen is niet vereist in de functie. De functie blijft geschikt.
5.4
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn en verwijst in dit kader naar de rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van 24 maart 2020 en het rapportages van de arbeidsdeskundige b&b van 23 oktober 2020 en 4 mei 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat eiser met de vastgestelde beperkingen de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan de geselecteerde functies. Eisers gronden op basis waarvan hij stelt niet in staat te zijn de geselecteerde functies te verrichten, vloeien voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van eisers arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 18 oktober 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 18 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.