ECLI:NL:RBZWB:2022:1973

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
02-108744-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van minderjarige meisjes met veroordeling en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en seksuele uitbuiting van twee minderjarige meisjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het werven en vervoeren van deze minderjarigen met het oogmerk van seksuele uitbuiting, terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van €3000,00 toegewezen.

De zaak kwam aan het licht toen [slachtoffer 2] op 18 januari 2020 als vermist werd opgegeven en later in de prostitutie werd aangetroffen. Verdachte had contact met haar via Telegram en heeft haar actief geworven voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op een manipulatieve manier te werk ging, door de minderjarigen te beïnvloeden en hen te dwingen zich beschikbaar te stellen voor seks tegen betaling. De rechtbank heeft ook de verklaringen van [slachtoffer 1] in overweging genomen, die aangaf dat zij door verdachte was benaderd en werd aangemoedigd om seks te hebben met klanten.

De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld omdat de verdachte niet op de hoogte was van de minderjarigheid van de slachtoffers, verworpen. De rechtbank benadrukte dat de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is en dat verdachte een onderzoeksplicht had om de leeftijd van de slachtoffers te verifiëren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn daden ernstige gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers, wat leidde tot de opgelegde straf en schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/108744-21
vonnis van de meervoudige kamer van 14 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Alphen aan den Rijn,
raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.H.C.M. van Dorst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is ter zitting de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. R.H. Bouwman, behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel (seksuele uitbuiting) van twee minderjarige meisjes.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] (feit 1) en [slachtoffer 1] (feit 2) heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 2 Wetboek van Strafrecht, hierna Sr), die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 5 Sr) en voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen verricht door die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (artikel 273f lid 1 sub 8 Sr).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor feit 1 primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte in ieder geval voor de subonderdelen 2 en 8 van artikel 273f lid 1 Sr dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar moeten worden geacht en derhalve uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Aangezien zich in het dossier geen andere bewijsmiddelen bevinden die bijdragen aan een bewezenverklaring voor de subonderdelen 2, 5 of 8, dient ook vrijspraak te volgen voor feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt beschuldigd van de seksuele uitbuiting van twee minderjarige meisjes. De (seksuele) uitbuiting van minderjarigen is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 Sr. Bij voornoemde subonderdelen staat de bescherming van de minderjarigen centraal. Hierdoor is voor een bewezenverklaring – in tegenstelling tot uitbuiting van meerderjarigen – niet vereist dat komt vast te staan dat er gebruik is gemaakt van dwangmiddelen omdat het gaat om de bescherming van kinderen. In situaties met minderjarigen wordt er van uitgegaan dat er altijd sprake is van een beperking in keuzevrijheid omdat zij nog niet volledig in staat zijn de gevolgen van hun handelen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige of het gegeven dat hij/zij eerder in de prostitutie heeft gewerkt is eveneens irrelevant. Evenmin is van belang of een verdachte weet van de minderjarigheid van het slachtoffer, omdat de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
Sub 2 ziet op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van een minderjarige met het oogmerk van uitbuiting. Dit onderdeel ziet op activiteiten/uitvoeringshandelingen die een minderjarige in een positie brengen waarin deze bewogen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. De handelingen zoals omschreven zijn slechts strafbaar indien zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Voorwaardelijk opzet is dus onvoldoende. Het oogmerk vergt een zeker noodzakelijkheidsbewustzijn waarbij de strafrechtelijk relevante intentie wordt afgeleid uit objectieve omstandigheden zonder daarbij afhankelijk te zijn van de verklaringen daaromtrent van de kant van verdachte. Het is dus niet doorslaggevend wat verdachte met zijn handelen wenste na te streven, oftewel met welke intentie hij handelde. Van ‘uitbuiting’ is volgens vaste jurisprudentie reeds indien een minderjarige in een situatie is gebracht waarin hij/zij tegen betaling seks heeft met anderen.
Sub 5 ziet op het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat. Het gaat daarbij om het beïnvloeden en beperken van keuzes. Dit kan ook alleen faciliterende handelingen betreffen. Daarbij is het niet relevant of het initiatief kwam van de minderjarige of vanuit verdachte. Evenmin is van belang of de minderjarige eerder in de prostitutie werkzaam is geweest. Een minderjarige die eerder seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht, kan er alsnog door een verdachte toe gebracht worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
Sub 8 ziet op het trekken van voordeel uit de seksuele handelingen van de minderjarige met een derde.
Op grond van artikel 273f lid 2 Sr levert een bewezenverklaring van sub 5 alsook van sub 8 automatisch uitbuiting op, omdat het brengen van een minderjarige in de prostitutie is aangemerkt door de wetgever als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting.
Feit 1:
Op 18 januari 2020 wordt de destijds 17-jarige [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) als vermist opgegeven door [naam 1] . Op 21 januari 2020 krijgt de politie een melding dat [slachtoffer 2] mogelijk in de prostitutie werkzaam zou zijn. Deze vermoedens kwamen vanuit de moeder van [slachtoffer 2] , die meerdere berichten had gelezen die [slachtoffer 2] aan haar nichtje had gestuurd. In deze berichten ging het – kort gezegd – over mannen en geld. Tevens zag de moeder van [slachtoffer 2] dat er op de bankrekening van [slachtoffer 2] meerdere (voor haar leeftijd) grote geldbedragen werden overgeboekt. Op 24 januari 2020 worden [slachtoffer 2] , een vriendin en een jongen onder verdachte omstandigheden in het [naam 2] in Tilburg aangetroffen. Hierna wordt het opsporingsonderzoek Tiglia gestart. Verder onderzoek heeft geleid tot verdenking en vervolging van verdachte.
Voordat wordt overgegaan tot de bespreking van de tenlastelegde subonderdelen, is het van belang dat verdachte heeft bekend dat hij contact had met [slachtoffer 2] onder de naam “ [naam 3] ”. Wanneer in de bewijsmiddelen wordt verwezen naar “ [naam 3] ” wordt hiermee dus verdachte bedoeld. [slachtoffer 2] gebruikte op Telegram de naam “ [naam 4] ”.
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen voorts het volgende vast.
Sub 2
Op 7 oktober 2019 werd in de Telegramgroep genaamd “ [website 1] een bericht gestuurd waarin – kort en zakelijk weergegeven – werd gevraagd wie een jonge meid kon regelen om seks te hebben voor geld. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte omstreeks deze periode gebruik maakte van dit profielnummer en hiermee op Telegram veelvuldig contact had met [slachtoffer 2] . Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die het bericht in de betreffende Telegramgroep heeft gestuurd. Daarnaast wordt op de telefoon van verdachte een notitie aangetroffen met een tekst waarin – kort en zakelijk weergegeven – om dames wordt gevraagd die rond 400-800 euro per dag willen verdienen. Er worden in het bericht verschillende vereisten naar voren gebracht waar de dames wel of niet aan dienen te voldoen en verzocht wordt alleen te reageren wanneer je serieuze interesse hebt. Zowel uit het bericht in de Telegramgroep als uit de notitie aangetroffen op de telefoon van verdachte, blijkt dat hij zich rond die periode dus bezig hield met het zoeken en werven van meiden/dames die tegen betaling seksuele diensten wilde verrichten. In december 2019, ongeveer 2 maanden na het verstuurde bericht in “ [website 1] , benaderde verdachte [slachtoffer 2] op de website [website 2] en vervolgens hadden zij contact via Telegram. Volgens de verklaring van verdachte was het contact in eerste instantie voornamelijk vriendschappelijk en hebben hij en [slachtoffer 2] een keer afgesproken en seks gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat die afspraak is geweest op 21 december 2019. Dat verdachte [slachtoffer 2] heeft benaderd puur en alleen om een keer (vriendschappelijk) af te spreken acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu op de telefoon van [slachtoffer 2] een notitie is gevonden, aangemaakt op 21 december 2019, waarin zij schrijft dat zij onderweg was naar haar pooier in Amsterdam om geld te verdienen. Daarnaast blijkt uit meerdere Telegramberichten dat verdachte aan [slachtoffer 2] in de periode daarna adviezen heeft gegeven met betrekking tot prostitutiewerkzaamheden. Zo schrijft verdachte aan [slachtoffer 2] dat zij veel met hem moest neuken en oefenen en dat ze de klant verliefd moest maken en moest kussen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft geholpen met het (tekstueel) controleren van haar profiel en contact heeft onderhouden met klanten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de band en het contact tussen [slachtoffer 2] en verdachte niet vriendschappelijk was, maar dat verdachte haar vanaf het begin heeft benaderd en actief heeft geworven met als doel dat zij tegen betaling seks zou hebben met anderen. Dat [slachtoffer 2] zelf degene is geweest die een account heeft aangemaakt op [website 2] doet hier niets aan af. De verdediging voert nog aan, voor zover relevant, dat [slachtoffer 2] op dat moment al werkzaam was in de prostitutie, maar daar is uit het onderzoek niet van gebleken.
Verdachte heeft op 30 december 2019 een treinkaartje (Den-Bosch naar Amsterdam) voor [slachtoffer 2] gekocht. [slachtoffer 2] heeft op diezelfde dag gebruik gemaakt van dit treinkaartje. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad dit treinkaartje voor [slachtoffer 2] heeft gekocht omdat [slachtoffer 2] in Amsterdam had afgesproken met een Pakistaanse man. Zij mocht gebruik maken van het appartement van verdachte. Verdachte heeft tevens ter zitting verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 2] die dag tegen betaling seks zou hebben. Dat verdachte hiervan op de hoogte was, blijkt ook uit de berichten die verdachte op die dag naar [slachtoffer 2] heeft gestuurd waarin verdachte onder andere heeft geschreven: “
Pakistaan wilt 3 uur – 600. Ligt een handdoek rechtsonder in de kast. Welcome maak hem verliefd geef Kiss zeg was leuk en zie je snel weer knappe man”. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft vervoerd met als doel dat zij tegen betaling seks zou hebben. Het verweer van de verdediging dat er geen sprake zou zijn van vervoeren laat de rechtbank terzijde. Het vervoeren heeft betrekking op het verplaatsen of transporteren van een slachtoffer. Hierbij is niet vereist dat verdachte zelf meereist. Het kopen van een treinkaartje voor [slachtoffer 2] , waarbij zij van dat treinkaartje gebruik maakt om naar een klant te gaan, valt naar het oordeel van de rechtbank onder het begrip vervoeren.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag slachtoffer 2] 2002, in de tenlastegelegde periode de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt. Verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, de minderjarige [slachtoffer 2] geworven en vervoerd met het doel dat zij tegen betaling seks zou hebben. Bij de tewerkstelling van een minderjarige in de seksindustrie is per definitie sprake van uitbuiting omdat de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van het slachtoffer in dergelijke gevallen altijd in het geding is. De door de raadsvrouw genoemde omstandigheden (vrijwilligheid, vrijheidsbeperkingen, dwang, geweld, duur, frequentie, zelf beslissingen nemen) zijn wat dat betreft dan ook niet relevant. Uit de bewezenverklaarde gedragingen is voorts genoegzaam gebleken dat verdachte ook het oogmerk had om [slachtoffer 2] uit te buiten. De omstandigheid dat verdachte niet op de hoogte zou zijn van de leeftijd van [slachtoffer 2] doet daaraan niets aan af nu de leeftijd een geobjectiveerd bestanddeel is. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting, terwijl zij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Sub 5
Verdachte en [slachtoffer 2] hebben in de tenlastegelegde periode veel contact gehad, voornamelijk via Telegram. Op 23 december 2019 heeft er op Telegram een gesprek plaatsgevonden tussen [slachtoffer 2] en verdachte. Verdachte heeft in dit gesprek onder andere tegen [slachtoffer 2] gezegd dat ze een ID moest regelen en hij heeft [slachtoffer 2] aangespoord om hiervoor snel de gemeente te bellen omdat ze zonder ID geen geld kon verdienen. [slachtoffer 2] heeft geantwoord dat zij nog geen 21 jaar was en verdachte heeft hierop geantwoord dat hij dit wel kon aanpassen.
Op 25 december 2019 heeft verdachte via Telegram naar [slachtoffer 2] gestuurd dat ze pas kon werken zodra ze een ID had geregeld en hij heeft haar wederom aangespoord om dit zo snel mogelijk te regelen omdat er geld op haar lag te wachten. Daarnaast heeft verdachte naar [slachtoffer 2] gestuurd dat ze snel beter moest worden van haar infectie (blaasontsteking) en meer moest neuken en oefenen met verdachte en dat verdachte dingen zou uitleggen zodat ze geen infectie meer zou krijgen.
Op 27 december 2019 heeft verdachte naar [slachtoffer 2] via een Telegram een afbeelding gestuurd van een computerscherm met hierop een advertentie op [website 3] . Het betrof een advertentie met de titel “bloedgeile hoofddoek studentje”. In deze advertentie werd een vrouw aangeboden met de naam [naam 5] .
Op 28 december 2019 heeft verdachte een audiobericht gestuurd naar [slachtoffer 2] . Hierin zegt verdachte dat hij continu voor haar bezig is om dingen in orde te maken en klanten te werven. Verder heeft verdachte een Telegrambericht naar [slachtoffer 2] gestuurd waarin hij haar heeft laten weten dat een man 1000 euro betaald voor 2 uur. Daarnaast zijn er door verdachte op deze dag meerdere foto’s (in totaal 14) verstuurd naar [slachtoffer 2] . Dit betroffen meerdere erotiserende foto’s van [slachtoffer 2] in lingerie, waarbij zij telkens verschillende poses aannam. Gebleken is dat deze foto’s zijn gemaakt op 21 december 2019. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die deze foto’s van [slachtoffer 2] heeft gemaakt.
Verdachte heeft op 29 december 2019 een video gestuurd aan [slachtoffer 2] . Op deze video waren twee vrouwen te zien die seks met elkaar hadden. Nadat verdachte deze video aan [slachtoffer 2] had gestuurd, stuurde hij haar het bericht dat deze vrouwen genoten van hun werk, dat de vrouwen eerst meer verlegen waren dan [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 2] naar verdachte moest luisteren indien zij dit ook wilde bereiken.
Zoals reeds is vastgesteld en door verdachte is bekend heeft hij op 30 december 2019 een treinkaartje gekocht voor [slachtoffer 2] van Den Bosch naar Amsterdam. Tevens heeft hij die avond via Telegram meerdere berichten gestuurd naar [slachtoffer 2] . Hieruit blijkt dat [slachtoffer 2] heeft gevraagd aan verdachte of hij het treinticket nog kon terughalen. Verdachte heeft geantwoord dat dit niet kon omdat het een hoge klant betrof. Hieruit blijkt dat verdachte ondanks dat [slachtoffer 2] niet naar de afspraak wilde, haar toch heeft overgehaald om wel te gaan. Vervolgens schreef verdachte naar [slachtoffer 2] dat de Pakistaan 3 uur wilde voor 600 euro, dat ze die dag veel geld kon maken, dat ze de klant verliefd moest maken, hem een kus moest geven en zeggen dat ze hem (de klant) snel weer zou zien. Ook heeft verdachte aan [slachtoffer 2] verteld waar de handdoeken lagen. Hij schreef dat ze een pro zou worden als ze naar hem luistert. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 2] die dag seks tegen betaling zou hebben. [slachtoffer 2] mocht hiervoor gebruik maken van zijn appartement. Door zijn appartement hiervoor beschikbaar te stellen heeft hij [slachtoffer 2] in de gelegenheid gesteld seks tegen betaling te hebben.
Op 1 januari 2020 heeft verdachte wederom aan [slachtoffer 2] gevraagd of zij inmiddels een ID had gehaald. [slachtoffer 2] liet weten dat ze bezig was met het regelen van een ID. Verdachte heeft haar gezegd dat ze aangifte moest doen van haar ID en dat er een heleboel geld van de klant voor haar klaar lag. Verdachte bleef in dit gesprek vragen om haar ID omdat hij snel wilde beginnen. Zo heeft hij naar [slachtoffer 2] gestuurd dat hij rijke mensen had uit Dubai die bellen en dat [slachtoffer 2] op deze manier 4/5 k misloopt.
Verdachte heeft bekend dat hij in de tenlastegelegde periode inderdaad contact heeft gehad met [slachtoffer 2] en de berichten naar haar heeft gestuurd. Hij heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte en dat hij haar heeft geholpen met haar profiel op [website 2] , waarbij hij bijvoorbeeld de grammatica van haar profiel controleerde. Daarnaast heeft verdachte via de chat contact gehad met de klanten van [slachtoffer 2] omdat [slachtoffer 2] dit zelf, volgens zijn verklaring, te tijdrovend vond. Verdachte heeft verklaard dat hij absoluut niet wist dat [slachtoffer 2] minderjarig was. Ook heeft hij verklaard dat zij zelf al in de prostitutie werkzaam was voordat zij verdachte leerde kennen. Zoals onder het juridisch kader uiteengezet, zijn deze omstandigheden voor een bewezenverklaring van artikel 273f lid 1 sub 5 Sr echter niet relevant.
Dat verdachte sommige Telegramberichten volgens zijn verklaring enkel
teasenden uitdagend heeft bedoeld en dus niet met de bedoeling [slachtoffer 2] uit te buiten, acht de rechtbank in het licht van de gehele context en alle Telegramberichten bij elkaar niet geloofwaardig. Hiervoor is in de bewijsmiddelen ook geen enkele aanwijzing te vinden.
Door zich schuldig te maken aan hierboven beschreven uitvoeringshandelingen heeft verdachte de destijds minderjarige [slachtoffer 2] beïnvloed en beperkt in haar keuzes en derhalve ertoe gebracht dat zij zich beschikbaar heeft gesteld om seks te hebben met (een) derde(en) tegen betaling. Het sturen van de seksadvertentie betreft volgens de rechtbank een handeling waarvan verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het [slachtoffer 2] zou beïnvloeden om zich beschikbaar te stellen.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen niet bewezen dat verdachte een korte seksuele relatie met [slachtoffer 2] heeft gehad, [slachtoffer 2] heeft aangezet tot prostitutiewerkzaamheden, seksafspraken heeft gemaakt met klanten voor [slachtoffer 2] , betalingen aan [slachtoffer 2] heeft gedaan die verband hielden met prostitutiewerkzaamheden, advertenties heeft geregeld/geplaatst voor [slachtoffer 2] , klanten heeft geregeld voor [slachtoffer 2] en zorg heeft gedragen voor de controle/beveiliging/begeleiding/bescherming/toezicht voor [slachtoffer 2] . Verdachte zal van deze uitvoeringshandelingen partieel worden vrijgesproken.
Sub 8
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 2] met een derde. De geldbedragen die op verdachtes rekening zijn bijgeschreven kunnen niet in verband worden gebracht met de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] . Het dossier biedt geen andere aanwijzingendat verdachte geld heeft verdiend aan de seksuele diensten verricht door [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte voor sub 8 partieel vrijspreken.
Feit 2:
Op 25 juli 2019 werd door de destijds 16-jarige [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mensenhandel. Zij heeft verklaard dat zij zich had aangemeld op de site [website 2] en dat zij werd benaderd door ene “ [naam 6] ”. Na uitgebreid onderzoek naar de identiteit van [naam 6] , bleek het te gaan om verdachte. Verdachte heeft bekend dat hij inderdaad contact had met [slachtoffer 1] onder de naam “ [naam 6] ”.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen door [slachtoffer 1] , overweegt de rechtbank als volgt. Met [slachtoffer 1] heeft er in eerste instantie op 11 juli 2019 een intakegesprek plaatsgevonden. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] op 25 juli 2019 aangifte gedaan bij de politie. Op 30 december 2021 is [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] over sommige punten wisselend heeft verklaard maar in de kern en op hoofdlijnen blijven de verklaringen van [slachtoffer 1] de gehele tijd hetzelfde. [slachtoffer 1] heeft onder meer consistent verklaard over de manier waarop zij door verdachte op een vriendelijke manier werd benaderd op [website 2] , hoe verdachte haar vervolgens adviezen gaf over het prostitutiewerk, hoe verdachte haar steeds meer ging pushen en hoe verdachte klanten en taxi’s voor haar regelde. Ook heeft [slachtoffer 1] specifieke en gedetailleerde verklaringen afgelegd over een aantal klanten die verdachte voor haar had geregeld, zoals de klant in de Griegstraat en de klant met de stenenverzameling. In de verklaringen van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank een ontwikkeling waarbij [slachtoffer 1] steeds meer van zichzelf prijsgeeft, zonder dat de kern van haar verhaal verandert. De inconsistenties in haar verklaringen maken haar verklaring dan ook, mede gelet op de verstreken tijd tussen de verklaringen, niet onbetrouwbaar.
Voorts overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 1] op meerdere punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, hetgeen tevens pleit voor de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer 1] heeft uitgewezen dat zij op Google had gezocht hoe zij van de [straatnaam 2] in Hengelo naar de [straatnaam 2] in Hengelo moest komen, hetgeen haar verklaring over de locaties waar ze de klanten heeft bezocht, ondersteund. Tevens verklaarde [slachtoffer 1] dat verdachte onder andere gebruik maakte van een klantentelefoon met het nummer [telefoonnummer] . Door de begeleidster van [slachtoffer 1] is op haar telefoon gezien dat dit nummer [slachtoffer 1] meerdere malen had gebeld en dat bij de status van dit nummer stond “Alleen Escort” met een foto van [slachtoffer 1] erbij.
Tot slot overweegt de rechtbank op dit punt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] meerdere overeenkomsten vertonen met de verklaring van [naam 7] , terwijl uit niets is gebleken dat zij elkaar kennen. De rechtbank ziet op een aantal punten zelfs sterke aanwijzingen voor een specifieke modus operandi van verdachte. Zo heeft [naam 7] verklaard hoe zij werd benaderd door verdachte op [website 2] , hoe verdachte haar het één en ander uitlegde over het prostitutiewerk en hoe verdachte vervolgens via een klantentelefoon de afspraken met de klanten regelde. Dit komt overeen met hetgeen [slachtoffer 1] over verdachte heeft verklaard en dit draagt ook weer bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
De rechtbank is, gelet op voorgaande, van oordeel dat niet is gebleken van een reden om de verklaringen van [slachtoffer 1] van het bewijs uit te sluiten. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat verdachte heeft verklaard dat veel punten in de verklaring van [slachtoffer 1] niet kloppen, maar verdachte daartegenover verder geen concrete verklaring aflegt die steun vindt in de bewijsmiddelen. De rechtbank zal bij de bespreking van de verschillende subonderdelen de verklaring van [slachtoffer 1] als uitgangspunt nemen.
Sub 2
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte haar in april 2019 heeft benaderd op [website 2] met de vraag of [slachtoffer 1] een keer met hem wilde daten. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij [slachtoffer 1] inderdaad op [website 2] heeft benaderd. Vervolgens blijkt uit de aangifte dat [slachtoffer 1] haar nummer heeft gegeven aan verdachte en dat verdachte toen al snel begon met uitleggen hoe je geld kon verdienen door seks te hebben, wat de regels waren en dat hij zei dat hij [slachtoffer 1] hier wel bij wilde helpen omdat hij dacht dat [slachtoffer 1] niet wist hoe het allemaal werkte. [slachtoffer 1] verrichtte volgens haar verklaring toen nog geen prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geworven met als doel dat zij tegen betaling seks zou hebben met anderen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte altijd een taxi voor haar regelde wanneer zij een afspraak had met een klant. De rechtbank acht, gelet hierop, bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft vervoerd met als doel dat zij tegen betaling seks zou hebben met anderen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 2002, in de tenlastegelegde periode de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt. Verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, de minderjarige [slachtoffer 1] geworven en vervoerd met als doel dat zij tegen betaling seks zou hebben. Bij de tewerkstelling van een minderjarige in de seksindustrie is per definitie sprake van uitbuiting omdat de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van het slachtoffer in dergelijke gevallen altijd in het geding is. De door de raadsvrouw genoemde omstandigheden (vrijwilligheid, vrijheidsbeperkingen, dwang, geweld, duur, frequentie, zelf beslissingen nemen) maken dat in een dergelijke situatie dan ook niet anders. Uit de bewezenverklaarde gedragingen is voorts genoegzaam gebleken dat verdachte ook het oogmerk had om [slachtoffer 1] uit te buiten. De omstandigheid dat verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van [slachtoffer 1] doet aan voorgaande niets af nu de leeftijd een geobjectiveerd bestanddeel is. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting, terwijl zij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Sub 5
Zoals overwogen blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] dat verdachte [slachtoffer 1] heeft benaderd op [website 2] . Dit heeft verdachte bekend. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 1] uitgelegd hoe zij geld kon verdienen door seks te hebben, wat de regels waren en hoe verdachte [slachtoffer 1] hierbij kon helpen. Verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat hij mensen kende die met [slachtoffer 1] uit eten wilden en iets leuks met haar wilden gaan doen en dat zij daar geld voor zou krijgen. Verdachte heeft om foto’s van [slachtoffer 1] gevraagd. Verdachte heeft bekend ook een ID-kaart aan [slachtoffer 1] te hebben gevraagd. Verdachte ging steeds meer pushen en zei tegen [slachtoffer 1] dat sommige meisjes wel 9 klanten per dag hadden en hoe hoger ze zou komen hoe minder seks ze hoefde te hebben voor geld. Vervolgens heeft verdachte na een aantal dagen aan [slachtoffer 1] gevraagd wat haar adres was zodat hij een taxi kon sturen en ze in de avond wat kon gaan doen met een klant. [slachtoffer 1] heeft toen aangegeven dat ze het niet wilde maar verdachte heeft vervolgens aangedrongen en zei hierbij dat de taxi, die hij had geregeld, al onderweg was en dat ze het niet meer kon afzeggen. [slachtoffer 1] is toen naar een klant gegaan in Hengelo. Toen verdachte in Dubai zat, stuurde [slachtoffer 1] naar verdachte dat zij het lastig vond om dates regelen. Verdachte zei toen dat hij [slachtoffer 1] zou helpen aan extra klanten wanneer hij terug was. Uit het onderzoek naar de telefoon van [slachtoffer 1] is gebleken dat [slachtoffer 1] van dit laatste gesprek over Dubai een screenshot heeft gemaakt en deze heeft gestuurd naar haar vriendin [naam 8] . Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft aangezet en overgehaald om seks tegen betaling te hebben.
In de tenlastegelegde periode heeft verdachte vervolgens meerdere klanten voor [slachtoffer 1] geregeld en klantenafspraken gemaakt. Verdachte had hiervoor, volgens de verklaring van [slachtoffer 1] , een speciale klantentelefoon in zijn beheer. Deze klantentelefoon was gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer was in de telefoon van [slachtoffer 1] opgeslagen onder de naam [naam 6] , de naam waaronder verdachte contact had met [slachtoffer 1] . Door de begeleidster van [slachtoffer 1] is geconstateerd dat [slachtoffer 1] meerdere gemiste oproepen had van dit telefoonnummer en dat er bij de status van dit nummer op Whatsapp stond “Alleen Escort” met een foto van [slachtoffer 1] erbij. Er is onderzoek verricht naar het voornoemde telefoonnummer en gebleken is dat op 15 april 2019 de simkaart met dat telefoonnummer werd uitgegeven in de supermarkt [naam 9] aan de [straatnaam 1] in [plaats] . Verdachte woonde op dat moment aan de [straatnaam 1] in [plaats] en bezocht geregeld supermarkt [naam 9] . Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die de klantentelefoon met nummer [telefoonnummer] in zijn beheer heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt ten behoeve van het maken van klantenafspraken voor [slachtoffer 1] en het onderhouden van contact met die klanten.
De rechtbank volgt tevens de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte telkens een taxi voor [slachtoffer 1] regelde zodat zij van en naar haar seksafspraken met klanten kon reizen.
Door zich schuldig te maken aan voornoemde handelingen heeft verdachte de destijds
minderjarige [slachtoffer 1] beïnvloed en beperkt in haar keuzes en derhalve ertoe gebracht dat zij zich beschikbaar heeft gesteld om seks te hebben met derden tegen betaling.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte heeft gezegd dat hij een relatie wilde met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] seksuele berichten heeft gestuurd, zijn kennis met [slachtoffer 1] heeft gedeeld over het prostitutiewerk, [slachtoffer 1] in de gelegenheid heeft gebracht tot het verrichten van seks tegen betaling, telefoonnummers van klanten heeft gegeven aan [slachtoffer 1] , foto’s van [slachtoffer 1] heeft ontvangen, [slachtoffer 1] heeft gevraagd te webcammen met klanten, [slachtoffer 1] heeft gevraagd mee naar Dubai te gaan en een account heeft aangemaakt op [website 2] voor [slachtoffer 1] . Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] komt niet of onvoldoende duidelijk naar voren dat voornoemde handelingen hebben plaatsgevonden dan wel dat verdachte degene is geweest die zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Verdachte zal hiervoor partieel worden vrijgesproken.
Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte advertenties voor [slachtoffer 1] heeft gemaakt en deze heeft geplaatst op sekswebsites. Hoewel [slachtoffer 1] wel heeft verklaard dat verdachte deze advertenties voor haar heeft gemaakt en geplaatst, blijkt uit het dossier dat zij dit niet vanuit eigen wetenschap heeft verklaard. Zij had namelijk van een klant gehoord dat er advertenties van haar op internet stonden, waarna zij ervan uitging dat verdachte deze dus wel moet hebben geplaatst. [slachtoffer 1] heeft verder niet toegelicht waarom zij hiervan
uitging. Daarnaast blijkt ook niet uit andere bewijsmiddelen dat verdachte de advertenties heeft aangemaakt. De advertenties zijn aangemaakt vanuit een
IP-adres dat niet aan verdachte kan worden gelinkt. De rechtbank zal verdachte ook hiervan partieel vrijspreken.
Tot slot acht de rechtbank ook niet bewezen dat verdachte zorg heeft gedragen voor de controle/begeleiding/beveiliging/bescherming/toezicht op de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij verdachte moest bellen als zij bij klanten was. Uit het dossier blijkt inderdaad dat [slachtoffer 1] op meerdere momenten met verdachte heeft gebeld. De tijdstippen en data van deze telefoongesprekken sluiten echter niet aan bij de tijdstippen waarop ze volgens het dossier bij de klanten is geweest. Verdachte zal ook hier partieel van worden vrijgesproken.
Sub 8
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een derde. De geldbedragen die op verdachtes rekening zijn bijgeschreven kunnen niet in verband worden gebracht met de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze van een klant had gehoord dat verdachte via de advertenties € 350,00 vroeg voor de seksuele diensten van [slachtoffer 1] , terwijl zij hier zelf maar € 150,00 voor kreeg. De advertenties waar [slachtoffer 1] over heeft verklaard maken onderdeel uit van het dossier en uit deze advertenties is niet gebleken dat verdachte voor de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] meer geld vroeg dan zij uiteindelijk kreeg uitbetaald. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat verdachte geld heeft verdiend aan de seksuele diensten van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte voor sub 8 partieel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:op meer tijdstippen in de periode van 1 december 2019 tot en met 31 januari 2020 in Nederland
A.
een ander, te weten [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2002
* heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
* telkens ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien
jaren nog niet had bereikt
immers heeft verdachte
- seks gehad met die [slachtoffer 2] en
- vervolgens die [slachtoffer 2] overgehaald om tegen betaling seks te hebben en in de gelegenheid gesteld tot het verrichten van seks tegen betaling en die [slachtoffer 2] adviezen en aanwijzingen gegeven in relatie tot prostitutiewerkzaamheden en aangespoord om
lief en aardig te zijn voor klanten en die [slachtoffer 2] gezegd dat hij continue voor haar bezig is en klanten aan het winnen is en zaken in orde aan het maken is voor haar en
- die [slachtoffer 2] - zakelijk weergegeven - gezegd dat ze een ID nodig heeft als ze sekswerk wil doen en geld wil verdienen en die [slachtoffer 2] gezegd dat hij de leeftijd op haar ID wel kan aanpassen en die [slachtoffer 2] gezegd dat hij niets kan doen voor haar en dat zij geen sekswerkzaamheden kan doen zonder een ID en die [slachtoffer 2] aangespoord om snel te zijn met het regelen van een ID en die [slachtoffer 2] gezegd dat ze aangifte moest doen in verband met haar ID omdat er een heleboel geld is van klanten dat voor haar klaar ligt en die [slachtoffer 2] gezegd dat zij de gemeente moet bellen voor een ID en die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte niet gaat werken voor haar zonder een ID en die [slachtoffer 2] gezegd dat zij een ID nodig heeft om te werken in de seksbranche en om een seksadvertentie te kunnen plaatsen en
- die [slachtoffer 2] - zakelijk weergegeven - gezegd dat ze snel beter moest worden en hij, verdachte haar kan uitleggen dat ze geen infectie heeft en dat ze meer moest neuken en oefenen met hem, verdachte, en dat er een man 1000 betaald voor 2 uur en dat die [slachtoffer 2] naar hem, verdachte moest luisteren en veel samen met hem, verdachte moest neuken als het haar doel was om te genieten van dit werk en die [slachtoffer 2] gevraagd of ze al een ID heeft omdat er rijke mensen (klanten) bellen uit Dubai en ze zo bijna 4 a 5 K mis zou lopen en
- een seksvideo van 2 vrouwen naar die [slachtoffer 2] gestuurd en haar daarbij gezegd - zakelijk weergegeven - dat die vrouwen door zijn, verdachte’s, goede begeleiding genoten van hun werk en eerst meer verlegen waren dan die [slachtoffer 2] en dat die [slachtoffer 2] naar hem, verdachte moest luisteren en veel met hem, verdachte moest neuken als zij dat ook wilde en
- een treinkaartje van Den Bosch naar Amsterdam gekocht voor die [slachtoffer 2] in verband met een seks afspraak in Amsterdam en die [slachtoffer 2] daarbij gezegd - zakelijk weergegeven - dat die man een hoge klant is en dat die Pakistaan 3 uur wil voor 600 en dat ze vandaag echt geld kan maken en dat die [slachtoffer 2] aldus niet meer terug kon komen op deze afspraak en die [slachtoffer 2] vervolgens verteld waar een handdoek ligt en dat
ze die man in Amsterdam (klant) welkom moest heten en hem verliefd moest maken en dat ze die man een kus moest geven en hem moest zeggen dat het leuk was en moest vragen of ze hem weer snel zou zien en dat die [slachtoffer 2] een pro zou worden als zij naar hem, verdachte zou luisteren en
- een seksadvertentie naar die [slachtoffer 2] gestuurd en
- een of meer erotiserende foto’s van die [slachtoffer 2] gemaakt en in bezit gehad en naar die [slachtoffer 2] gestuurd en
- contacten onderhouden met een of meer potentiële klanten.
Feit 2:op meer tijdstippen in van 1 april 2019 tot en met 4 juli 2019 in Nederland
A.
een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2002
* heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
* telkens ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] benaderd op de site [website 2] en haar vervolgens uitgelegd - zakelijk weergegeven- hoe je geld kunt verdienen door seks te hebben en wat de (spel)regels zijn hierbij en op welke wijze hij haar hierbij kon helpen en
- die [slachtoffer 1] ertoe aangezet en overgehaald om tegen betaling seks te hebben daartoe afspraken gemaakt en tips en adviezen gegeven hoe zij het beste prostitutiewerkzaamheden kon verrichten en gezegd dat hij haar kon helpen aan extra klanten
- die [slachtoffer 1] gezegd - zakelijk weergegeven - hoe hoger je komt hoe minder seks je hoeft te hebben voor geld en dat hij meisjes heeft werken die wel 9 klanten per dag doen en
- die [slachtoffer 1] gevraagd om foto's van haarzelf naar hem, verdachte te sturen en die [slachtoffer 1] gevraagd om een foto van haar ID-bewijs naar hem, verdachte te sturen en
- telkens een taxi geregeld voor die [slachtoffer 1] ten behoeve van het vervoer naar een of meer
seks afspraken en
- contacten onderhouden met een of meer potentiële klanten en een of meer seksafspraken gemaakt voor die [slachtoffer 1] en een klantentelefoon beheerd en in gebruik gehad ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten bepleit dat er sprake is van afwezigheid van alle schud (AVAS) omdat verdachte verontschuldigbaar zou hebben gedwaald ten aanzien van de minderjarige leeftijd van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte dient daarom volgens de verdediging bij een bewezenverklaring voor beide feiten te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt dat niet ter discussie staat dat de minderjarigheid in artikel 273f lid 1 Sr een geobjectiveerd bestanddeel is en dat voor een veroordeling voor dit artikel niet vereist is dat verdachte op de hoogte was van de minderjarigheid. Een beroep op de afwezigheid van alle schuld heeft dan ook slechts in zeer uitzonderlijke gevallen een kans van slagen. Verdachte had een zeer verstrekkende onderzoeksplicht als het gaat om het controleren van de leeftijd. Er mag hierbij in ieder geval niet worden afgegaan op de door het slachtoffer zelf genoemde leeftijd of het enkele feit dat het slachtoffer zich heeft geadverteerd op een 18+ website. Er dient door de verdachte daadwerkelijk moeite te worden gedaan om de leeftijd te achterhalen en te verifiëren.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte gedegen onderzoek heeft verricht naar de leeftijd van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte heeft alleen meerdere keren om de ID-kaarten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gevraagd, maar heeft deze vervolgens niet van hen ontvangen. Hieruit blijkt juist dat verdachte geen zekerheid had over de leeftijd van de slachtoffers terwijl hij hier kennelijk wel over twijfelde. Ondanks dat verdachte geen zekerheid had over de leeftijden van de beide meisjes, is hij wel doorgegaan met de onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde handelingen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van de afwezigheid van alle schuld en zij zal het betreffende verweer van de raadsvrouw dan ook verwerpen.
Er zijn geen verdere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten dan wel de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien er een bewezenverklaring volgt, verzocht bij de bepaling van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een goede baan als mondhygiënist en heeft zijn leven op de rit. Hij is een zogenoemde
first offenderen ervaart zijn detentieperiode als zwaar. Het is voor verdachte zeer heftig dat hij in detentie dient te verblijven, terwijl zijn vader lijdt aan acute leukemie. Er wordt verzocht om geen langere straf op te leggen dan de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , die beiden destijds minderjarig waren. Uit het dossier is gebleken dat verdachte daarbij veelal op een zelfde manier te werk ging. Hij zocht onder een valse naam en in eerste instantie op een vriendelijke manier contact met de slachtoffers via de website [website 2] . Daarna werd er verder gechat op Telegram of Whatsapp, waarna verdachte tegen de slachtoffers al snel begon over het hebben van seks met klanten tegen betaling. Naarmate de gesprekken vorderden, begon verdachte de slachtoffers steeds meer te pushen en op een meer dwingende toon tegen hen te praten. Zo heeft hij op een gegeven moment naar [slachtoffer 2] een audiobericht gestuurd, waarin verdachte zei dat hij continu voor haar bezig was om dingen in orde te maken en klanten te werven. Ook heeft hij voor [slachtoffer 2] een treinticket gekocht en zijn appartement beschikbaar gesteld, zodat zij daar met een klant seks kon hebben. Als [slachtoffer 2] aan verdachte laat weten dat ze niet wil gaan en vraagt of verdachte het treinticket nog terug kan halen, haalt hij [slachtoffer 2] over door te zeggen dat ze de afspraak niet meer kon afzeggen omdat het een hoge klant betrof. Bij [slachtoffer 1] regelde verdachte de seksafspraken met verschillende klanten. Ook [slachtoffer 1] heeft aan verdachte op een gegeven moment aangegeven dat ze niet naar de afspraak met een klant wilde gaan, waarop verdachte antwoordde dat ze niet meer kon afzeggen omdat de taxi al onderweg was. [slachtoffer 1] heeft in haar verklaringen aangegeven dat verdachte meerdere en veelal oudere klanten voor haar had geregeld en dat zij zich altijd vies voelde nadat zij seks had gehad met een klant.
Verdachte is op een zeer manipulatieve en berekenende manier te werk gegaan en heeft daarbij misbruik gemaakt van de minderjarigheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De wetgever heeft minderjarigen maximaal willen beschermen tegen de handelingen waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, waarvan bekend is dat slachtoffers daarvan op latere leeftijd nog de nadelige (psychische) gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Dat de handelingen door verdachte daadwerkelijk psychische gevolgen hebben gehad, blijkt in de zaak van [slachtoffer 1] ook uit de onderbouwing van de door haar ingediende vordering tot schadevergoeding. Verdachte heeft tot op de dag van de zitting geen blijk gegeven inzicht te hebben in de ernst en het verwerpelijke van zijn handelingen en de gevolgen bij de slachtoffers daarvan. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en omstandigheden van de bewezenverklaarde feiten een hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende afdoening is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de tegenwoordig bestaande LOVS-oriëntatiepunten voor mensenhandel. Dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten en dat dit door de maatschappij niet wordt geaccepteerd, blijkt uit de hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraffen die deze oriëntatiepunten voor de feiten noemen. Zo wordt bij het vervoeren en werven van minderjarige slachtoffers met het oogmerk van uitbuiting (sub 2) per slachtoffer een gevangenisstraf van 9 maanden als uitgangspunt gehanteerd. Voor het ertoe brengen dat een minderjarig slachtoffer zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 5) gaan de oriëntatiepunten per slachtoffer uit van een gevangenisstraf van 24 maanden indien de minderjarige ook daadwerkelijk seksuele handelingen heeft verricht, hetgeen bij beide feiten in deze zaak het geval is.
De rechtbank zal in strafmatigende zin rekening houden met het feit dat de bewezenverklaarde uitbuitingsperiodes bij beide feiten van relatief korte duur zijn geweest (enkele maanden). Voorts weegt de rechtbank in strafverlagende zin mee dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte aan de seksuele handelingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geld heeft verdiend.
Ook houdt de rechtbank bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zowel uit het reclasseringsrapport als uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte voordat hij in detentie verkeerde, een stabiele leefsituatie leek te hebben. Verdachte heeft een studie gevolgd binnen de tandheelkunde, werkte als mondhygiënist, beschikte over een woning en over een breed netwerk. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tijdens de inhoudelijke zitting, maar tevens gedurende alle pro-forma zittingen is naar voren gekomen dat verdachte het zwaar heeft in detentie en hij ervaart hierdoor meerdere lichamelijk en mentale klachten. Onlangs heeft verdachte gehoord dat zijn vader lijdt aan acute leukemie, hetgeen verdachtes verblijf in detentie nog zwaarder maakt.
Tot slot heeft de rechtbank ook acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De officier van justitie is bij de formulering van haar strafeis uitgegaan van een bewezenverklaring van tweemaal artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 Sr, waarbij zij tevens rekening heeft gehouden met de omstandigheden zoals hierboven omschreven. De rechtbank zal verdachte in beide feiten vrijspreken van het onderdeel van sub 8 (het voordeel trekken uit de seksuele handelingen). Desalniettemin komt de rechtbank niet tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. Gelet op de ernst van de feiten en de recent ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten, die uitdrukken hoe zwaar de maatschappij dit soort feiten weegt, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het voorwaardelijke gedeelte van de straf is volgens de rechtbank noodzakelijk om verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst moet onthouden van het zich wederom bezig houden met mensenhandel. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om de gevorderde proeftijd van 3 jaar op te leggen en zal de proeftijd opleggen die doorgaans wordt opgelegd, namelijk 2 jaar. Van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf dient de tijd te worden afgetrokken die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 3000,00 voor feit 2. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de daardoor ontstane schade van de benadeelde partij te vergoeden.
[slachtoffer 1] is gedurende 3 maanden slachtoffer geworden van de seksuele uitbuiting door verdachte, terwijl zij op dat moment nog minderjarig was. Verdachte heeft in die tijd meerdere klanten voor [slachtoffer 1] geregeld waar [slachtoffer 1] vervolgens tegen betaling seks mee heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat hiermee op zeer grove wijze inbreuk is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Namens de benadeelde partij is gesteld dat zij daarvan de nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden.
Naar het oordeel van de rechtbank brengen in dit geval de aard en de ernst van deze normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van aan aantasting in de persoon “op andere wijze”. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 3000,00 billijk. Zij zal dit bedrag dan ook in zijn geheel toewijzen. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:mensenhandel terwijl de persoon ten aanzien van wie in artikel 273f eerste lid onder 2º en 5º omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
feit 2:mensenhandel terwijl de persoon ten aanzien van wie in artikel 273f eerste lid onder 2º en 5º omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 3000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 3000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 40 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. M.E. de Boer en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 april 2022.