ECLI:NL:RBZWB:2022:1948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9991
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar en afwijzing proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had op 3 augustus 2020 een maatregel van 100% opgelegd voor de duur van twee maanden, maar dit besluit werd op 19 augustus 2020 ingetrokken en vervangen door een maatregel van 20% voor dezelfde duur. Eiseres maakte bezwaar tegen beide besluiten, maar het college verklaarde het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2020 niet-ontvankelijk, omdat dit besluit was ingetrokken. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 29 oktober 2020, waarin het college het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2020 niet-ontvankelijk verklaarde en het bezwaar tegen het besluit van 19 augustus 2020 gegrond verklaarde, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afwees. De rechtbank heeft op 12 april 2022 uitspraak gedaan. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Participatiewet en had een extra verplichting om woonruimte te vinden. De rechtbank oordeelde dat het college terecht het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2020 niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiseres geen belang meer had bij de behandeling van dit bezwaar. Ook werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatigheid aan de kant van het college. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9991 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres (zonder vaste woon- of verblijfplaats),

gemachtigde: mr. P.W. Masselink,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder,

Procesverloop

In het besluit van 3 augustus 2020 heeft het college aan eiseres een maatregel opgelegd van 100% gedurende twee maanden.
In het besluit van 19 augustus 2020 (primair besluit) heeft het college het besluit van
3 augustus 2020 ingetrokken en bepaald dat in plaats van een maatregel van 100% een maatregel van 20% gedurende twee maanden wordt opgelegd.
In het besluit van 29 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gericht tegen het besluit van 3 augustus 2020 niet-ontvankelijk verklaard nu dit besluit is ingetrokken en vervangen door het besluit van 19 augustus 2020. Het college kent een proceskostenvergoeding toe ter hoogte van € 525,00.
Het college heeft het bezwaar gericht tegen het besluit van 19 augustus 2020 gegrond verklaard en de opgelegde maatregel van 20% gedurende twee maanden ongedaan gemaakt. Het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 27 januari 2022.
Hierbij was [naam vertegenwoordiger] aanwezig namens het college.
Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet. Zij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. In 2019 heeft het college haar een extra verplichting opgelegd dat zij inspanningen verricht om reguliere woonruimte te vinden. Volgens het college heeft zij dit onvoldoende gedaan en daarom is per 3 augustus 2020 een maatregel opgelegd van 100% voor de duur van twee maanden. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het college heeft vervolgens het besluit van 3 augustus 2020 ingetrokken en vervangen door het besluit van 19 augustus 2020. Hierin is bepaald dat eiseres een maatregel krijgt opgelegd van 20% voor de duur van twee maanden. Ook hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2. In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Nu het besluit van 3 augustus 2020 vervangen is door het besluit van 19 augustus 2020 heeft eiseres geen belang meer bij een behandeling van dit bezwaarschrift. Het bezwaar gericht tegen het besluit van 19 augustus 2020 is gegrond verklaard. Het college vindt dat eiseres in de bezwaarfase voldoende heeft aangetoond dat zij zich heeft ingespannen om woonruimte te vinden. De opgelegde maatregel van 20% voor de duur van twee maanden wordt daarom ongedaan gemaakt. Het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar wordt door het college afgewezen, omdat eiseres pas in de bezwaarfase bewijsstukken heeft overgelegd. Er is dus geen sprake van een onrechtmatigheid aan de kant van het college.
Geschil
3. De vraag is of het college terecht het bezwaar gericht tegen het besluit van
3 augustus 2020 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook is in geschil of het college terecht het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar van het besluit van 19 augustus 2020 heeft afgewezen.
Beroepsgronden
4. Eiseres stelt dat het college haar bezwaar tegen het besluit van 3 augustus onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De enkele stelling van het college dat het besluit is ingetrokken en vervangen door het besluit van 19 augustus 2020 is ontoereikend.
Het college heeft ten onrechte niet inhoudelijk gereageerd op de bezwaren van eiseres. Bovendien heeft eiseres kosten gemaakt bij het indienen van het bezwaarschrift en deze wil zij vergoed zien. Daarnaast is eiseres het niet eens met de afwijzing van de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase van het besluit van 19 augustus 2020. Eiseres heeft de bewijsstukken steeds tijdig aangeleverd. Zo heeft zij op 21 september 2020 een door Woninginzicht gewaarmerkt overzicht van de reacties op de woningen overgelegd.
Beoordeling
Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar gericht tegen besluit van 3 augustus 2020
5. Het college heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het besluit van 3 augustus 2020 is ingetrokken en vervangen door het besluit van
19 augustus 2020. Om procesbelang in bezwaar te kunnen aannemen moet de bezwaarmaker volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een concreet belang hebben bij het voeren van de bezwaarprocedure. De bezwaarmaker moet met het bezwaar daadwerkelijk zijn doel kunnen bereiken en dit doel moet voor de belanghebbende feitelijke betekenis hebben. Een louter formeel of principieel belang is onvoldoende. [1]
5.1
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met haar bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2020 geen resultaat meer kon bereiken dat feitelijk nog van betekenis was voor haar. Het besluit van 3 augustus 2020 waarin de 100% maatregel was opgelegd, is immers ingetrokken en daarmee komen te vervallen. Eiseres heeft in dat kader een proceskostenvergoeding toegekend gekregen van € 525,00.
5.2
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het college het bezwaar van eiseres gericht tegen het besluit van 3 augustus 2020 op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook heeft eiseres een proceskostenvergoeding toegekend gekregen, waardoor de beroepsgrond hierover niet slaagt.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
6. Het college heeft het verzoek om proceskostenvergoeding inzake het bezwaar tegen het besluit van 19 augustus 2020 afgewezen.
6.1
Artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
6.2
De rechtbank stelt vast dat van een dergelijke onrechtmatigheid geen sprake is. Het primaire besluit van 19 augustus 2020 is niet herroepen vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, maar op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (gedragingen en acties van eiseres). Eiseres heeft de nieuwe bewijsstukken op 21 september 2020 overgelegd. Dit is tijdens de bezwaarfase. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom geen reden voor de door eiseres verzochte proceskostenvergoeding in bezwaar. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S.J. van Kooij, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, op 12 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de CRvB 11 juli 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY4584