Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere procesverloop
- het tussenvonnis van 18 november 2020
- het deskundigenbericht van ing. [naam taxateur] , taxateur, ingekomen op 31 maart 2021
- het deskundigenbericht van ir. [deskundige] , [deskundigenbureau] B.V., ingekomen op 30 juni 2021
- de conclusie na deskundigenbericht tevens houdende wijziging van eis van [eiser]
- de conclusie van antwoord na deskundigenbericht tevens reactie wijziging van eis van ProRail c.s.
2.De verdere beoordeling
a. € 20.000,-- ter vergoeding van de door [eiser] geleden materiële schade wegens waardevermindering van zijn woning;
b. € 465,25 ter vergoeding van de door [eiser] geleden materiële schade wegens herstel van 5% van de schade aan zijn woning;
c. € 7.500,-- ter vergoeding van de door [eiser] geleden immateriële schade;
d. € 8.812,-- ter vergoeding van de door [eiser] geleden materiële schade wegens gederfd woongenot in de periode van 24 maart 2012 tot en met 2018;
e. € 108,79 voor iedere maand sinds januari 2019 dat de onrechtmatige trillingshinder voortduurt en [eiser] eigenaar blijft van de woning, ter vergoeding van de door [eiser] geleden en nog te lijden materiële schade wegens gederfd woongenot;
De bevindingen van [deskundige] geven ook geen aanleiding voor een pro rata verdeling van de schade. Voor een proportionele aansprakelijkheid is ook geen ruimte. [eiser] is er dus volgens ProRail c.s. niet in geslaagd bewijs te leveren van het causaal verband tussen de schade en de treintrillingen.
onderzochtewoningen aan het spoor door mogelijk slingereffect.
Of de mate van trilling bij woning [adres] hoger is dan bij de naastgelegen woningen [straatnaam] 1,2,3,5,6 en 7 is uit de bijgevoegde stukken niet gebleken. En indien dit hoger is hoeveel hoger of zijn er wellicht nog meer woningen met een dergelijke trillingshinder of zelfs nog hogere hinder (…).
Interessant is de mate van hinder van de nabij/naast gelegen woningen van de woning nummer 4.Blijkbaar zijn daar geen klachten. Sterker nog deze woningen zijn “gewoon” zonder problemen verkocht.
- recent zijn [straatnaam] 8 en 13 verkocht tegen behoorlijke prijzen respectievelijk € 299.000,-- en
- als blijkt dat de woning [adres] inderdaad een veel hogere belasting/hinder heeft van de trilling door het treinverkeer en bewoners hierdoor ernstige hinder van ondervinden is er sprake van een waarde drukkend effect, uit de onderzoeken van TNO [deskundigenbureau] en [expertisebureau] kan ik niet afleiden dat deze hinder groter is dan bij de naastgelegen en recent verkochte woningen aan de [straatnaam]
- thans kan ondergetekende geen uitspraak doen over de trillingshinder maar ervan uitgaande dat de woning [adres] inderdaad meer hinder ondervindt dan de andere woningen, wordt de totale waardedaling getaxeerd op circa € 20.000,--
- Uit recente transacties blijkt dat de woningen aan de [straatnaam] snel en tegen goede prijzen worden verkocht ondanks de ligging aan het spoor en de drukke N289 een doorgaande weg door [woonplaats] .
€ 310.875,-- = € 19.875,--. Dat [naam taxateur] het waardeverschil heeft opgenomen bij de waarde van de grond en niet van de woning zelf, is niet van belang. In antwoord op een daartoe strekkende vraag van mr. Keizer heeft hij daarvoor op pagina 41 van zijn rapport een afdoende verklaring gegeven: “Naar mening van ondergetekende is de waardevermindering door trillingshinder het gevolg van de ligging en dus van invloed op de grondwaarde”.
€ 19.875,--. Dit bedrag zal worden toegewezen.