ECLI:NL:RBZWB:2022:1938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3519
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen een omgevingsvergunning. Eiseres, die een pand had gekocht, maakte bezwaar tegen de omgevingsvergunning die op 13 augustus 2020 was verleend voor het wijzigen van het gebruik van het pand en het vervangen van reclame. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. Eiseres stelde dat zij pas na het tekenen van de koopakte op de hoogte was van de vergunning en dat het contact met de gemeente moeizaam verliep. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het bezwaar was verstreken en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats [plaatsnaam 2]
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3519 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 augustus 2020 (primair) besluit heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van het pand en vervangen van reclame aan de [adres 1] 8 te [plaatsnaam 2] . Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 8 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres (samen met haar partner) en mr. C.J.C.M. Pleumeekers namens het college.

Overwegingen

Feiten
1.1.
Bij besluit van 13 augustus 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik en het vervangen van reclame aan de [adres 1] 8 te [plaatsnaam 2] . Eiseres heeft het pand aan het adres [adres 2] 147 te [plaatsnaam 2] gekocht.
1.2.
Op 29 september 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft het college eiseres laten weten van mening te zijn dat het bezwaar te laat is ingediend. Het college heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om de (reden van de) termijnoverschrijding toe te lichten. Eiseres heeft op 19 oktober 2020 een reactie naar het college verzonden.
1.3.
Bij besluit van 7 juli 2021 heeft het college het bezwaar van eiseres, onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de Adviescommissie Bezwaarschriften, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het geschil
2. Aan de orde is de vraag of het college op goede gronden het door eiseres ingediende bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunt van eiseres
3.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij enige dagen na het tekenen van de koopakte van het pand aan het adres [adres 2] 147 te [plaatsnaam 2] per toeval te horen kreeg dat er een omgevingsvergunning was verleend. Eiseres heeft direct daarna contact gezocht met de gemeente [plaatsnaam 2] . Het contact verliep moeizaam. Ook na het indienen van bezwaar was het moeilijk om contact met de gemeente te houden.
3.2.
Gelet op de omstandigheid dat de beslissing op bezwaar steeds werd verdaagd, contact moeizaam was en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1500) moet volgens eiseres het bezwaar (wél) ontvankelijk worden verklaard.
Beoordeling
4.1.
Op grond van artikel 6:6, onder aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien er niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van bezwaar of beroep.
Bekendmaking van het besluit
4.2.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4.3.
Het (primaire) besluit is op 13 augustus 2020 verzonden naar de aanvrager van de vergunning, de heer [naam man] van [naam bedrijf] Naar oordeel van de rechtbank is het besluit op deze manier op 13 augustus 2020 op de juiste wijze bekend gemaakt. Immers, het besluit is naar de aanvrager van de vergunning verzonden, zoals omschreven in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
Is het bezwaar tijdig ingediend?
4.4.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Awb zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend als deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
4.5.
De bezwaartermijn is gaan lopen op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, dus op 14 augustus 2020. De bezwaartermijn is zes weken later, op 24 september 2020 geëindigd. Tussen partijen staat vast dat het bezwaarschrift is ingediend op 29 september 2020. Het bezwaarschrift is derhalve ingediend ná afloop van de gestelde termijn.
Is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding?
4.6.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift de niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.7.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet op de hoogte was van het primaire besluit en dat zij na het tekenen van de koopakte per toeval te horen heeft gekregen dat er een omgevingsvergunning was verleend. Zij heeft vervolgens geprobeerd om contact te krijgen met de gemeente. Het contact liep echter moeizaam en zij werd doorverwezen naar een digitale omgeving. Eiseres stelt dat het college zich zeer formalistisch heeft opgesteld.
Daarnaast stelt eiseres dat de beslissing op bezwaar steeds werd verdaagd. Zij stelt dat zij dit heeft gerespecteerd, omdat het vanwege de coronapandemie kennelijk meer tijd kostte om een besluit te nemen. Na enkele maanden heeft eiseres weer contact gezocht, om te achterhalen wat de stand van zaken was. Uiteindelijk kreeg zij pas veel later het bestreden besluit. Gelet op het feit dat de beslissing op bezwaar steeds werd verdaagd en het contact met de gemeente moeizaam was moet het bezwaar ontvankelijk worden verklaard.
Eiseres verwijst in dit kader ook naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1500). Naar de mening van eiseres volgt uit deze uitspraak dat een termijnoverschrijding niet meer van openbare orde is en gelet op de omstandigheden had er van niet-ontvankelijkheid moeten worden afgezien.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat het college het besluit op 17 augustus 2020 heeft gepubliceerd in het (digitale) Gemeenteblad van de gemeente [plaatsnaam 2] . In de publicatie stond de verzenddatum van het besluit en binnen welke termijn, na verzending van het besluit, er bezwaar kon worden gemaakt. Tussen partijen staat ook vast dat eiseres het bezwaarschrift vijf dagen te laat, namelijk op 29 september 2020, heeft ingediend.
Naar oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres had, zoal het college heeft gesteld, tijdig kennis kunnen nemen van het bestreden besluit. Het besluit was immers digitaal gepubliceerd. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat zij op 24 september 2020 op hoogte is geraakt van het primaire besluit, maar de inhoud van het besluit niet kende. Eisers had er voor kunnen kiezen om, zoals ter zitting is voorgehouden, pro forma bezwaar te maken, ook al was zij nog niet op de hoogte van de inhoud van het primaire besluit. De rechtbank kan het college volgen in het standpunt dat eiseres kennis had kunnen nemen van het besluit en dus ook van de inhoud op de hoogte kon zijn.
Dat de gehele bezwaarprocedure lang heeft geduurd en contacten moeilijk verliepen, laat naar oordeel van de rechtbank onverlet dat er te laat bezwaar is gemaakt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de te late indiening van het bezwaar alsnog verschoonbaar te achten.
De uitspraak van 9 juli 2019 van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2021:1500) waar eiseres naar verwijst, gaat naar oordeel van de rechtbank over een andere situatie. Het gaat dan om een situatie waarin in het bezwaar te laat is ingediend maar het bestuursorgaan daar geen consequenties aan heeft verbonden. In dat geval mag de rechtbank in de beroepsfase niet ambtshalve de tijdigheid gaan beoordelen en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk achten. Van deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake, nu het college het bezwaar, in de bezwaarfase, niet-ontvankelijk heeft geacht. Er kan dan ook geen geslaagd beroep op de hierboven aangehaalde uitspraak van de Raad worden gedaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
5. De rechtbank komt tot de slotsom dat het college het bezwaar van eiseres op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is dus ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 12 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.