Op 18 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over precariobelasting. De gemeente Hilvarenbeek had aan [belanghebbende] een aanslag precariobelasting opgelegd voor het jaar 2017, maar [belanghebbende] betwistte deze aanslag. De rechtbank oordeelde dat [belanghebbende] rechten kan ontlenen aan overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten met de rechtsvoorganger van de gemeente. De rechtbank concludeerde dat de gemeente stilzwijgend had ingestemd met de contractsovername door [belanghebbende] en dat er geen reden was om aan te nemen dat [belanghebbende] niet de juridisch eigenaar van het elektriciteitsnet was. De rechtbank stelde vast dat de overeenkomsten een contractuele gedoogplicht voor de gemeente inhouden, waardoor de gemeente geen precariobelasting mocht heffen. De rechtbank verklaarde het beroep van [belanghebbende] gegrond, vernietigde de aanslag en de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van [belanghebbende].