ECLI:NL:RBZWB:2022:1850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8702
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag AIO-aanvulling door Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om zijn aanvraag om een AIO-aanvulling buiten behandeling te stellen. Eiser, die sinds 1 juli 2005 een pensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), had op 6 februari 2020 een nieuwe aanvraag ingediend na een eerdere buiten behandelingstelling. De Svb stelde dat eiser niet voldoende informatie had verstrekt over zijn vermogen, met name over onroerend goed in Marokko, en dat hij niet had voldaan aan verzoeken om aanvullende gegevens, waaronder zijn CNIE-nummer en een machtigingsformulier.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat eiser al het CNIE-nummer had verstrekt via zijn huwelijksakte. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de Svb niet kon eisen dat eiser een machtiging verstrekte, aangezien de medewerkingsverplichting pas geldt bij de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. Wat betreft de woning in Marokko oordeelde de rechtbank dat de Svb wel degelijk informatie mocht verlangen over de waarde en het eigendom van de woning, maar dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om deze informatie te verstrekken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat de Svb op goede gronden de aanvraag buiten behandeling had kunnen stellen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had voldaan aan de informatieverzoeken die noodzakelijk waren voor de beoordeling van zijn aanvraag om AIO-aanvulling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8702 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. I.A.C. Cools,
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (Svb), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 14 mei 2020 heeft de Svb eisers aanvraag om een AIO-aanvulling buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 17 augustus 2020 heeft de Svb het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 13 januari 2022.
Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en mr. A. Marijnissen namens de Svb.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser ontvangt sinds 1 juli 2005 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor een alleenstaande.
Eiser heeft op 6 februari 2020 – nadat een eerdere aanvraag buiten behandeling was gesteld – opnieuw een aanvraag om een AIO-aanvulling ingediend.
Hij heeft daarbij aangegeven dat hij geen eigenaar is van een woning, stuk grond of ander onroerend goed in het buitenland. De Svb heeft op 7 februari 2020 van eiser bankafschriften en een huwelijksakte ontvangen.
Met een brief van 18 februari 2020 heeft de Svb eiser gevraagd om ervoor te zorgen dat de Svb vóór 23 maart 2020 het door eiser ingevulde formulier ‘Onderzoek vermogen buitenland’ en de daarin gevraagde bewijsstukken heeft ontvangen, omdat hij in het verleden heeft verklaard dat hij met zijn broer eigenaar is van een woning in Marokko. Sjeiks in Marokko zouden in 2011 hebben verteld over eisers huisbezit in Marokko. In het formulier is eiser ook gevraagd om zijn CNIE-nummer (Carte Nationale d’Ídentité Electronique) en dat van zijn partner door te geven. Ook is eiser gevraagd een aantal vragen over zijn woonplaats te beantwoorden, omdat hij een huwelijksakte heeft ingeleverd waarin staat dat hij in Marokko woont. Verder is gevraagd om het machtigingsformulier in te vullen waarmee de Svb bij instanties buiten Nederland navraag kan doen over eisers inkomsten en vermogen.
Eiser heeft vervolgens een aantal gegevens verstrekt, waaronder foto’s van een stenen huisje en een ingevulde Verklaring Onderzoek vermogen buiten Nederland van
25 februari 2020.
Met een brief van 13 maart 2020 heeft de Svb eiser gevraagd om vóór 14 april 2020 zijn CNIE-nummer door te geven in verband met onderzoek naar inkomsten en vermogen buiten Nederland. Ook is gevraagd om het machtigingsformulier te ondertekenen. Daarbij is vermeld dat zolang de Svb niet beschikt over een CNIE-nummer, er geen AIO-aanvulling wordt betaald. Verder is vermeld dat eiser moet meewerken aan de machtigingsprocedure.
Met een tweede brief van 13 maart 2020 heeft de Svb eiser nogmaals informatie gevraagd over zijn woning in Marokko. Aan eiser is gevraagd bewijs te overleggen waaruit de waarde en het adres van de woning blijkt en waaruit blijkt voor welk deel hij eigenaar is. Ook is gevraagd om een verklaring / uittreksel uit het kadaster van de gemeente in Marokko, zodat kan worden nagegaan welke onroerende zaken op naam van eiser hebben gestaan vanaf 1 juli 2005. Vóór 15 april 2020 wil de Svb deze informatie ontvangen.
Met een brief van 22 april 2020 heeft de Svb eiser nogmaals aan de informatieverzoeken herinnerd. De gevraagde informatie moet eiser vóór 11 mei 2020 aanleveren. Hierbij is aangegeven dat wanneer de Svb geen reactie ontvangt binnen deze termijn, de behandeling van de aanvraag zal worden gestopt. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens heeft de Svb op 14 mei 2020 de aanvraag buiten behandeling gesteld. Aan eiser is verschillende keren gevraagd om gegevens door te geven en hij heeft dit niet gedaan.
Bestreden besluit
2. De Svb heeft in het bestreden besluit eisers bezwaren ongegrond verklaard. Volgens de Svb is de informatie over eisers vermogen van belang voor zijn recht op AIO-aanvulling. Over het vermogen in Marokko ontbreekt informatie. Daarnaast is het formulier ‘onderzoek vermogen buitenland’ ondertekend, maar vragen op het formulier zijn niet beantwoord. Ook ontbreekt op dit formulier het CNIE-nummer. Verder heeft eiser niet het machtigingsformulier ingevuld. De Svb begrijpt eisers stelling niet dat de gevraagde informatie niet noodzakelijk is voor het in behandeling nemen van de aanvraag en dat de aanwezige informatie voldoende is om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen. De termijn waarop eiser de gevraagde informatie moest inleveren eindigde op 10 mei 2020. Eiser heeft niet voldaan aan het informatieverzoek. Het primaire besluit is genomen binnen vier weken na afloop van de aanvullingstermijn. De aanvraag is daarom terecht buiten behandeling gesteld.

Wettelijk kader

3. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

4. Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of de Svb op goede gronden eisers aanvraag om een AIO-aanvulling buiten behandeling heeft gesteld. De te beoordelen periode loopt van 6 februari 2020 tot en met 14 mei 2020.
4.1
De Svb heeft eisers AIO-aanvraag buiten behandeling gesteld omdat aan eiser is verzocht om gegevens te overleggen die van belang zijn voor (de beoordeling van) zijn recht op AIO-aanvulling en hij die niet heeft verstrekt. De Svb heeft ter zitting toegelicht dat het zowel om het CNIE-nummer, het machtigingsformulier, als om de informatie over de woning in Marokko gaat.
CNIE-nummer
5. Eiser voert aan dat de Svb zijn CNIE-nummer al heeft. Dit staat vermeld op de huwelijksakte die hij heeft opgestuurd.
5.1
De gemachtigde van de Svb geeft ter zitting aan dat het CNIE-nummer weliswaar op de huwelijksakte staat, maar dat het nummer opnieuw dient te worden gegeven in verband met toestemming van eiser om onderzoek in het buitenland te doen.
5.2
De rechtbank stelt vast dat het CNIE-nummer van eiser vermeld staat op de huwelijksakte van 29 mei 2018, die de Svb op 7 februari 2020 van eiser heeft ontvangen. Het valt daarom niet in te zien waarom eiser opnieuw dit nummer aan de SvB zou moeten verstrekken. Bovendien is het CNIE-nummer als zodanig geen gegeven dat van invloed kan zijn op het recht op een AIO-aanvulling. Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] blijkt namelijk dat het CNIE-nummer een rol speelt bij de verificatie van de door betrokkene verstrekte informatie over inkomen en vermogen in Marokko of het ontbreken daarvan. De gevraagde medewerking van eiser om zijn CNIE-nummer te geven in verband met nader uit te voeren onderzoek bij instanties in Marokko maakt onderdeel uit van de medewerkingsverplichting zoals neergelegd in artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet en komt pas ter sprake op het moment dat een aanvraag inhoudelijk wordt behandeld.
Nog daargelaten dat eiser het CNIE-nummer al had verstrekt door de huwelijksakte in te leveren, volgt uit bovengenoemde jurisprudentie dat de Svb niet bevoegd was de aanvraag van eiser buiten behandeling te laten wegens het niet verstrekken van het CNIE-nummer.
Machtiging
6. Eiser voert aan dat hij de machtiging niet heeft opgestuurd vanwege een incident uit het verleden. Eiser is wantrouwend naar de manier waarop de Svb onderzoek doet. Destijds heeft de Svb met meerdere mensen in Marokko gesproken en toen kwamen er volgens eiser allerlei onwaarheden naar boven. Eiser ziet de noodzaak niet in van het overleggen van de machtiging.
6.1
De Svb stelt zich op het standpunt dat het niet aan eiser is om voorwaarden te stellen aan het geven van de machtiging en waarvoor deze machtiging gebruikt kan worden. Door middel van de machtiging kan de Sv zelf onderzoek doen naar vermogen in het buitenland.
6.2
De rechtbank overweegt dat de machtiging is bedoeld om namens eiser informatie op te vragen bij het kadaster in Marokko, nadat eiser eerst zelf in de gelegenheid is gesteld om een schriftelijke verklaring uit het kadaster te sturen waarin wordt verklaard welk vermogen op zijn naam staat. Ook de gevraagde medewerking van eiser om de Svb te machtigen gegevens bij het kadaster in Marokko op te vragen, maakt onderdeel uit van de medewerkingsverplichting zoals neergelegd in artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet. [2] Hieruit volgt eveneens dat de Svb niet bevoegd was de aanvraag van eiser buiten behandeling te laten wegens het niet verstrekken van het machtigingsformulier.
Woning
7. Met betrekking tot de woning voert eiser aan dat hij alle beschikbare informatie heeft overgelegd, namelijk de foto’s van het stenen huisje en een uitdraai van Google Maps met een pin op de plek van het huisje. Volgens eiser is er in Marokko geen kadaster. Op de foto’s die hij heeft ingediend, staat een bouwval en dit heeft geen adres. Het is lastig om waarde aan het huisje te hechten. Eiser heeft geen geld om een taxatie te laten verrichten.
7.1
Volgens de Svb had eiser meer informatie moeten geven over de woning en de waarde ervan. Daarnaast is er volgens de Svb wel een kadaster in Marokko. Weliswaar kan onderzoek doen in Marokko lastig kan zijn, maar de SvB stelt dat het mogelijk is om navraag te doen bij en een verklaring op te laten stellen door de sjeik.
7.2
De rechtbank wil aannemen dat de foto’s van het huisje en de afbeelding van Google Maps met het vlaggetje de woning van eiser betreffen. Dit neemt echter niet weg dat de Svb van eiser gegevens met betrekking tot de waarde van de woning en gegevens waaruit blijkt voor welk deel hij eigenaar is, heeft mogen verlangen. De rechtbank is van oordeel dat deze gegevens nodig zijn voor een inhoudelijke behandeling van de aanvraag om een AIO-aanvulling. Het bezit van onroerend goed en de waarde daarvan is namelijk van belang voor de vaststelling van de vermogenspositie van eiser. De door eiser ingediende stukken zeggen onvoldoende over de waarde van en eisers aandeel in het huis. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij redelijkerwijs niet de beschikking kon krijgen over deze gegevens. Dat hij geen geld heeft om een taxatie te laten verrichten, komt voor zijn eigen rekening en risico. Zeker nu de Svb heeft aangeboden om eiser te helpen door navraag te doen in Marokko, maar eiser dit zelf onmogelijk heeft gemaakt door de machtiging niet te verstrekken.
7.3
Nu eiser de gevraagde gegevens met betrekking tot (zijn aandeel in) de waarde van de woning niet heeft overgelegd, heeft de Svb eisers aanvraag om AIO-aanvulling buiten behandeling kunnen stellen. Dat besluit houdt dan ook stand.
Conclusie
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S.J. van Kooij rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J. Tolner, griffier, op 7 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de CRvB van 26 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:809 en CRvB van 9 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2174, r.o. 4.10.
2.Zie uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 maart 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1229, r.o. 5.2.